Zeer smakelijk proza over een bijzondere kermisfamilie
De schoonheid van de novelle Miranda van Frituur Miranda (2013) noopte me de roman Suikerspin (2008) te lezen, waar de
novelle van is afgeleid. Miranda is en de gescheiden echtgenote van Arthur van
Hooylandt en de moeder van Tony. Na het lezen van Suikerspin is het niet vreemd dat zij het niet uithield met de
eigengereide, sterk oordelende en in de misère geraakte exploitant van kermismolen
De kinderdroom, die door ‘mijn
bloedeigen vader met de blote hand’ is gemaakt en voorzien van houten beelden
zoals die van Popeye.
Vrouwen zijn hem te min. ‘Wijven zijn crapuleuze serpenten,’
kan zijn lijfspreuk luiden. De zin komt regelmatig in de roman voor.
‘Ik zeg het en ik blijf het zeggen. Ik heb er hier in ieder
geval genoeg aan de molen zien passeren. Opgetut en bijgewerkt van achter hun
oren tot aan hun kleine teen. Met het geld dat ze uitgeven aan crème en poeder
om over hun lijf te smeren zouden alle negers in Afrika en van de ruime
omstreken van de hongersnood gered kunnen worden. En met het geld dat ze
uitgeven aan flessen parfum zouden die negers dan ook nog kunnen leren lezen en
schrijven.’
Ook Miranda maakte eens op die manier de opwachting bij zijn
molen. Ze was kordaat op de versiertoer. Arthur kon niet wachten de molen te
sluiten en de zeilen naar beneden te trekken. ‘Ze zat op de Popeye, toen ze
zich zat uit te kleden. Op de Popeye, godverdomme. En met het puntje van haar
tong streek ze voortdurend over haar lippen. De frullekes van kleren die ze met
tussenpozen uitdeed, die dwarrelden en vielen waar ze ze gooide. Over de half
open bek van de Donald Duck, op het leren zadel van de Harley Davidson. Binnen
de kortste keren zat ze in haar blote flikker - alleen die witte cowboybotjes
had ze nog aan - met haar natte pruim te draaien en te keren op het glad
gelakte achterwerk van die houten Popeye.’ (…) ‘Haar tieten lagen als vers
fruit in haar handen. En haar onderlijf dat bleef maar bewegen.’
Later ging ze er met zijn Mercedes en zijn geld vandoor.
Hij voelt zich ook nog genaaid door zijn latere
schoondochter, de Hollandse pothoer Jana Hoogenboom, die hem berooid heeft van
zijn andere eigendommen. Verdwaasd heeft hij zich in een oude fabriekshal opgesloten
met zijn lege molen, waar hij lange monologen voert waarin hij zo’n beetje de
hele wereld met veel overdrijving op de hak neemt. Als hij het vuur aan de
schenen voelt van de belastingsdienst neemt hij zijn intrek genomen achter op
het terrein van een vroegere collega.
Suikerspin is de
geschiedenis van een bijzondere kermisfamilie. De grootvader van Arthur, Jean
Baptist, ging al de kermissen langs met fenomenen. Na een vrouw met een baard
en een dwerg, die beiden niet lang stand hielden, hoorde hij over de
aaneengegroeide wijven Joséphine en Anastatia. De roman opent met hun treurige levensgeschiedenis
en gaat verder met hun optredens op de kermisstand van de brute Jean Baptist.
Deze verhaallijn wordt afgewisseld met het wedervaren van de berooide Arthur. Jana
Hoogenboom heeft hem een kunstje geflikt dat hij nog steeds niet heeft
verwerkt. ‘Dat wijf kende de trucen waar indertijd God de Vader uit wanhoop
zijn aards paradijs voor heeft moeten sluiten en ik kon daar dus onmogelijk
gelijk een stenen standbeeld blijven zitten.’
Vlaminck brengt de twee gescheiden werelden van enerzijds de
grootvader Jean Baptist en anderzijds zijn kleinzoon Arthur en diens zoon Tony,
een braaf docent, langzaam dichterbij met Albert de vader van Arthur als
verbindende schakel. Hij loopt soms op de ontwikkelingen vooruit, maar erg is
dat niet. Het blijft tot het eind verrassend hoe de verhoudingen in elkaar
steken.
Het is vooral de taal die, net als in de novelle, weer
hemelse muziek maakt, vooral in de levendige en onvervalst humoristische monologen
van Arthur van Hooylandt, zoals in de citaten hier boven. Als hij op het eind van
het boek met een paar vuilniszakken zijn vervuilde woonwagen aan het kuisen is,
zegt hij:
‘Een van deze dagen zal ik die volle zakken wel ergens in
een verloren hoek of langs een grachtkant, alleszins ergens waar niemand er
last van heeft, proper gaan wegzetten.’
Zo’n man dus. Het
moet een vreugde zijn om hem op het toneel in het Vlaams te horen foeteren over
de wereld die niet deugt, die naar de kloten gaat, die al naar de kloten is
gegaan.
Hier
mijn bespreking van Miranda van Frituur
Miranda op Recensieweb.
Ben het eigenlijk met hem eens: Verfrissend, en eerder zeldzaam op internet, is het soort weblog dat Rein Swart voert. Elke dag een of meer verslagjes van tv-programma’s die hij wel de moeite vond. Dan mag Swart meer een veredelde bandopnemer zijn dan een bespreker, en nooit verbanden leggen tussen programma’s, maar toch. Zie Achille van den Branden zijn website...
BeantwoordenVerwijderenAltijd had ik het gevoel bij jouw of iedereen je vriend is. Maar ik kom graag langs.
Wees voorzichtig met het ventileren van je meningen, zei de Spaanse jezuiet Baltasar Gracián, die ik morgen noem in een verslag van een gesprek van Theo Kars met Wim Brands. Hetzelfde zei Jutta Chorus, die een biografe over Beatrix schreef, vanmorgen op dit blog over Willem Alexander.
BeantwoordenVerwijderen