Veel omhaal over een verloren liefde
Stak ik onlangs in een bespreking van Suikerspin van Erik Vlaminck de loftrompet over de schone taal van onze
zuiderburen, komt me een roman onder handen waarin deze bijzonderheid geheel
ontbreekt. Erger nog, de taal daarin is niet helemaal nauwkeurig en de zinnen erg
uitgesponnen. Misschien moet ik het debuut van Christophe van Gerrewey daarop
niet te streng beoordelen, maar het is wel iets dat meteen opvalt.
Op de hoogte gaat
over een verlieservaring van een jongeman, die net als zijn vertrokken vriendin
niet met naam en toenaam wordt genoemd. De breuk met zijn geliefde heeft de
jongeman ertoe aangezet om haar te schrijven, niet gewoon een brief maar een
roman. Hij heeft daar zijn redenen toe:
‘Als dit een brief was, dan stonden hier heel andere dingen,
dan zou ik er geen rekening mee hoeven houden dat er andere mensen meelezen,
wat nu wel degelijk het geval is - en wat nog belangrijker is: als dit een
brief was, een echte brief, een vorm van eenrichtingsverkeer tussen jou en mij,
dan zou ik geloven in wat ik geschreven heb, dan zou ik denken dat ik de
waarheid over ons ken en dat het van die waarheid is dat ik je op de hoogte
moet brengen.'
De jongen tast in het duister. Wat kan zijn vriendin bewogen
hebben om met hem te breken? De lezer weet meer dan de onbetrouwbare verteller.
Hij heeft nooit met het meisje samengewoond, omdat ze daar volgens hem
niet aan toe waren. Ze verbleven wel, als ze de kans kregen, in woningen
van kennissen die op vakantie waren en in soms ook in hotelkamers.
Helaas horen we weinig over de logeerpartijen in die huizen van anderen. De jongen is vooral
bezig met zichzelf, om zijn verdriet te bestrijden. Hij zegt op
het eind dat zijn epistel bedoeld is om over zijn verdriet heen te komen, om het gemis te bestrijden en zijn teleurstelling uit te drukken.
De vriendin gaat steeds meer intrigeren, maar de manier
waarop hij over zijn voorbije relatie schrijft is weinig soepel. Harkerig, omslachtig,
gekunsteld, tot zeurderig aan toe met zinnen die te lang duren, bijvoorbeeld
over een hondje dat naar buiten en naar beneden valt. Misschien zou het opgevat kunnen worden als een manier van de jongen om te blijven verwijlen in
de sfeer van zijn ex en niet geconfronteerd te worden met de kille realiteit,
maar ik vrees dat het eerder onbeholpenheid is, een gebrek vanuit een onvermogen om daadwerkelijk iets
te vertellen te hebben.
De vriendin komt slecht uit de verf. De kijker ziet alleen haar lange zwarte haren, maar wat vooral mist is de seks. Temeer omdat de jongen toch vindt dat hun relatie wat dat betreft goed was. Als ze eens in Den Haag in een appartement zijn, maken ze fietstochtjes in de omgeving en kijken ze naar huizen die ze graag zouden willen kopen.
De vriendin komt slecht uit de verf. De kijker ziet alleen haar lange zwarte haren, maar wat vooral mist is de seks. Temeer omdat de jongen toch vindt dat hun relatie wat dat betreft goed was. Als ze eens in Den Haag in een appartement zijn, maken ze fietstochtjes in de omgeving en kijken ze naar huizen die ze graag zouden willen kopen.
‘Misschien zijn we toen, na dat uitstapje op de fiets,
vergeten het internet te consulteren omdat we na thuiskomst weer in de ban
raakten van wat misschien de allerfijnste activiteit was die we in Den Haag
hebben uitgeoefend.’
In plaats van over de wellustige seks gaat het echter over een
legpuzzel waar de twee druk mee zijn.
Aan het begin van de roman is de jongeman in het Gentse
appartement van zijn kennissen, waarin hij een jaar eerder met zijn vriendin tijdens
een warme zomer bivakkeerde. Het kinderlijke gezeur over de aandacht en
zorg voor Muisje, de Siamese kat van de kennissen is om hoorndol van te worden.
Idem dito de langdradige beschouwing over de vlooienplaag die daarmee verband
hield.
De jongeman, zo lezen we tussen de regels door, is nogal controlerend, terwijl zij lijdzaam toekijkt. Hij helpt
als schrijver zijn vriendin, die essayachtig voor een cultureel tijdschrift schrijft. Ze wordt wel steeds assertiever. Als ze in haar nieuwe appartement wil
stofzuigen en hij vindt dat zoiets geen zin heeft met alle verhuisdozen nog op
de vloer, laat ze zich niet meer door hem de wet voorschrijven.
Op het eind geeft de vriendin haar visie op de relatie. De manier waarop die tot de lezer komt is nogal gekunsteld,
te meer daar zij in het boek niet als actief personage voorkomt. De overgang in
de tekst is wat onbeholpen, maar haar kritiek over de medemens als projectie, de
zelftrots van de jongeman, die niet durfde samen te wonen, snijdt hout.
Zoals gezegd is vooral de taal nogal onnauwkeurig. Bijvoorbeeld
deze zin over de kat die last had van vlooien, hetgeen door de vriendin wordt
opgemerkt: ‘Toen besefte je dat het je was opgevallen dat Muisje zich heel vaak
krabde, op de cartooneske manier door met zijn achterpoot achter zijn oren te
schurken, maar ook op een vreemdere en wat wanhopiger manier, namelijk door in
zijn pels te bijten.’
In de slotparagraaf neemt de schrijver een voorschotje
op de bespreking van het boek. Het zal als pretentieus en hoogdravend aan kant worden
geschoven. Dus dat hoeft een recensent al niet te vermelden.
Licht aangepast 27 mei, 10:21 uur.
Licht aangepast 27 mei, 10:21 uur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten