Een ander leven in en door de literatuur
Wim Brands zegt dat in het eerste deel van de roman Mogelijke memoires heel veel gefabuleerd
wordt: de vader van Brusselmans is trambestuurder en geen veehandelaar, de opa
is joods en blind.
Brands wil niet beginnen over de vraag of Brusselmans gelukkig
is, maar komt daar later nog op terug. Wel gaat het over zijn angstaanvallen in
de jaren tachtig.
Brusselmans vindt angst een ziekte. Het openbaarde zich in
zijn jeugd en kwam in de jaren tachtig naar boven met ondraaglijke bevingen en
een snelle hartslag. In drank, medicatie en in schrijven zocht hij naar
verlichting. Achteraf vindt hij het moeilijk te begrijpen hoe hij zich er door
heen geslagen heeft. Hij zegt dat hij op het scherpst van de snede moet hebben
geleefd.
Als hij schrijft heeft hij geen angst. Hij bevindt zich in
een andere wereld, een andere dimensie. Hij publiceert veel vanwege zijn
obsessieve schrijfdrang. Hij leest eerst wat hij de vorige dag schreef en gaat
dan verder.
Brands vraagt naar het fabuleren.
Brusselmans vindt dat het best mogelijke leven. Lezen is
onderdeel van zijn werk. Hij leest zo’n vier boeken in de week en leert daarvan
bij. Hij werd onlangs ontroerd door Pier
en oceaan, de openingsscène waarin de moeder vergeten is dat ze zwanger is.
Hoewel het geen boek is met humor zitten er grappige kanten aan. Brusselmans
neemt er zijn hoed voor af.
Brands zegt dat hij zijn eigen leven in zijn boeken onder een
vergrootglas legt. Hij gaat voortdurend verder, met variaties op dat thema
Brusselmans heeft een reis naar Iran verzonnen aan de hand
van foto’s. Mensen deden de reis na. Het is belangrijk om geloofwaardig over te
komen. Schrijven is een spel met de lezer, net zoals Reve deed rond zijn
katholicisme. Hij houdt niet van realistische boeken. De werkelijkheid is
oninteressant om te beschrijven. Niemand in onze westerse maatschappij maakt,
anders dan de Syriërs bijvoorbeeld, werkelijk iets mee. Facebook is de dood in
de pot.
In de tweede helft van Mogelijke
memoires reflecteert de schrijver op het eerste deel, waarin wel duizend
feiten opgesomd worden. Maar daarmee weet je nog niet wat echt is. De vader
bepaalde als veehandelaar het gezinsleven. Aan het eind sprak hij over het idee
in zijn jeugd om trambestuurder te worden. Brusselmans denkt dat zijn vader dan
minder agressief was geweest en dat ze minder financiële zorgen hadden gehad. In
zijn boeken verkent hij andere mogelijkheden. Brusselmans kan zich vermaken met
het bedenken hoe het ook geweest zou kunnen zijn.
Brands vraagt of hij het niet vermoeiend vindt dat mensen
altijd maar over zijn geluk beginnen. Brusselmans weet niet waarom men hem dat zo
vaak vraagt. De boulevardpers is vooral geïnteresseerd in oppervlakkigheid. Dat
hij drieënzestig boeken geschreven heeft vindt hij geen prestatie.
Brands begint over een scène, genoemd door Arie Storm in een
recensie, waarin de hoofdpersoon heel gelukkig in een park zit met een meisje
en wilde dat het fictie was. Zijn nieuwe boek, dat al klaar is, gaat het over de
viool van Stadivarius. Brusselmans vraagt zich af wanneer het terugkomt met de
opmerking dat het Stadivarius moet zijn.
Brands sluit het gesprek af met de opmerking dat Brusselmans,
als een variatie op de moeder van Abel Roorda die vergat dat ze zwanger was, vaak
vergeet dat hij aan het schrijven is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten