Reportage over oorlogsmisdadiger wordt poging tot
ontraadseling
Onder de intrigerende titel De zaak 40/61, het nummer van de zaak, maakte Harry Mulisch een boek van zijn reportage over het proces tegen Adolf Eichmann dat in de zomer van 1961 in
Jerusalem gehouden werd. Eichmann werd verantwoordelijk gehouden voor de moord
op zes miljoen joden. Op 11 mei 1960 werd hij opgepakt in Argentinië en
overgeleverd naar Israël. Ben Goerion meldde het grote nieuws op de televisie. De
arrestatie was wereldnieuws.
Mulisch maakte de reportage voor Elseviers Weekblad. Hij was
vooral geïnteresseerd in het proces omdat zijn vader op een bank voor de nazi’s
had gewerkt en zijn moeder een joodse was. Zij trouwden in 1926 en scheidden
tien jaar later. In Literaire
ontmoetingen (AVRO, 1963) zei Mulisch dat Eichmann voor hem de persoon was
in wie zijn persoonlijke problematiek vorm had aangenomen. Na de oorlog woonde
hij alleen met de huishoudster van het gezin. Zijn vader zat in kamp Vught en
werd in 1948 zonder veroordeling vrijgelaten.
Op 33-jarige leeftijd kwam Mulisch voor het eerst buiten
Europa. Een schrijver met een journalistieke opdracht. In het King David hotel
nam hij onwennig zijn perskaart in ontvangst te midden van journalisten uit de
hele wereld, die verslag kwamen doen over de zaak. Mulisch kwam voor een ontmoeting
met het kwaad. Dagelijks moest hij langs de zware beveiliging, zag hij vanaf
zijn plaats achterin de zaal Eichmann in de beklaagdenbank. Mulisch
identificeerde zich met hem. In 2009 verklaart hij tegenover de NPS dat het Eichmann
proces tragisch was: het was één tegen allen, allen tegen één.
Benali zoekt in het huis van Mulisch naar informatie over de
zaak en stuit op de agenda met afspraken en artikelen, die Mulisch schreef,
gebruik makend van het verslag van de procesgang. Hij plakte twee kanten van
Eichmann aan elkaar: die van de moordenaar en die van de man, die zijn plicht
deed. Zijn reportage werd zeer enthousiast ontvangen door critici als Kees Fens
en Abel Herzberg, maar anderen vonden zijn theorie over Eichmann niet
overtuigend. Zijn aanpak was bijzonder en controversieel. Volgens Mulisch was
Eichmann niet zo belangrijk geweest, maar slechts een radertje in het systeem
en zit het kwaad in ons allemaal.
Voormalig openbaar aanklager Gabriël Bach toont Abdelkader
Benali de rechtszaal waar de zaak behandeld werd. Hij ziet Eichmann als een
fanatieke jodenhater en een plichtsgetrouw ambtenaar. Een psycholoog die hem
verder niet kende concludeerde dat Eichmann een uitzonderlijk moordzuchtig instinct
bezat. De ondergeschiktheid die Mulisch hem toerekent is in strijd met de
feiten, zegt hij. Hij kan zich voorstellen dat Mulisch het moeilijk vond om
over het proces te schrijven, maar hoopt dat Eichmann niet in ons allen zit.
Marcel van Dam maakte deel uit van de herenclub rond Mulisch
en praatte veel met hem over schuld en moraal. Mulisch was van mening dat je in
de spiegel moest kijken als je het kwaad zocht. Het kwaad komt naar buiten als
de omstandigheden ongunstig zijn. Mulisch was geen journalist, zegt Van Dam.
Als schrijver was hij bezig de werkelijkheid te verbeelden.
Volgens Lucas Hüsgen, die Nazi te Venlo (2011) schreef over het vermeende nazi-verleden van
zijn overgrootvader, zag Mulisch teveel zijn eigen vader in Eichmann. Het was
daarom moeilijk om kritisch over hem te schrijven. De Eichmann van Mulisch is
bijna zielig. Hij wordt neergezet als iemand die teleurgesteld is in de joden,
maar was al van jongs af aan een antisemiet.
Mulisch reisde tijdens het proces ook door Israël. Velen
vonden al die gruwelijkheden saai worden. Later zocht hij in Europa tot
Auschwitz aan toe naar de sporen van de Holocaust. ‘Eichmann behoort tot de
twee à drie mensen die mij veranderd hebben,’ schrijft hij in De zaak 40/61.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten