Het is vakantie waar geen sloten zijn
Abdelkader Benali omschrijft Boven is het stil (2006), de debuutroman van Gerbrand Bakker, als
een moderne klassieker die ingaat op het leven op het Nederlandse platteland. Boerenzoon
Helmer wordt geacht het bedrijf van zijn vader over te nemen, maar brengt zijn
vader naar boven, zoals de eerste cryptische, maar betekenisvolle zin luidt. ‘Ik
heb vader naar boven gedaan.’ Dat was ook meteen de eerste zin die er stond,
zegt Gerbrand. In de uitzending verbaast hij zich over lezers die denken dat
het verhaal in de jaren vijftig speelt. Ook nu nog zijn er veel oudere boeren
die het zelf moeten rooien op hun boerderijen.
Bakker schreef het boek in een half jaar. Dat ging gemakkelijk.
Hij raadt iedereen aan een boek te schrijven. Neem twee personen en de rest
komt vanzelf, zegt hij. Iedere dag kwam er iets bij. De vader en zoon hadden
buren. Hup, daar was een buurvrouw. Tijdens het schrijven draaide hij muziek
van Arvo Pärt. Die roept spanning op die blijft hangen, net als in Boven is het stil.
Het manuscript, toen nog Henk
geheten, lag lang op de plank. Geen uitgever wilde het hebben. Bakker
besloot moedeloos dan maar tuinman te worden, dan kon hij in ieder geval altijd
ergens zijn geld mee verdienen. Andrea Kluitmann en Michiel Nijenhuis
vonden dat het boek een publiek verdiende en schreven
uitgeverijen aan. Ze kregen veel afwijzingen, zelfs van Laurens Ubbink van
Augustus die drie kantjes erover schreef, al was dat voor Bakker het bewijs dat
hij een boek had geschreven,
Eind 2005 las Oek de Jong
het in opdracht van Cossee. Hij vond het goed, op de titel na. Alfred Schaffer,
de nieuwe redacteur van Cossee, bedacht de nieuwe titel en hoofdstuk 35 werd
geschrapt omdat de seks erg expliciet was en niet paste in het boek. Bakker wil
het fragment niet voorlezen en ook Benali niet nadat hij het bekeken heeft. Daarna
ging het snel met het boek. Om de paar weken was er publiciteit. Het kreeg de
Gouden Ezelsoor, een nominatie voor de Libris, Bakker kwam in Pauw en Witteman.
Zijn ouders waren niet trots, want dat is met je neus in de lucht, maar ze
waren wel blij voor hem. Het boek,vertaalt als The twin, kreeg in 2010 de International Impac Dublin Award.
Bakker groeide op in Wieringerwaard. Samen met Benali voert
hij de koeien in de stal. Hij houdt van het geluid van de grazende beesten. Er
is nog een foto van hem met een net geboren, nog nat kalfje. Een stal is
rustgevend, vooral op een winteravond. Veilig en warm. Ook Helmer zoekt die
veiligheid. Hij heeft nooit iets anders gekend. Het gevoel dat je nodig bent,
als is het voor een beest. Met Benali staat hij bij een windmolentje midden in
de polder. Hij vindt het mooi, zo’n kunstwerk in de weilanden. Benali begint
erover dat Helmer en Henk hier spelen, totdat Henk bij een verkeersongeluk om het
leven komt. In werkelijkheid verdronk de tweejarige Ariën in een sloot, terwijl
Gerbrand in het zwembad was. Als zevenjarige wist hij wat er gebeurd was, maar hij
kon er geen handen en voeten aan geven. Zijn ouders voelen nog het verdriet. Ze
denken dat Gerbrand het heeft meegedragen. Ook in Perenbomen bloeien wit spreekt hij erover. Hijzelf voelt zich er
nog schuldig over. Tijdens de herdenkingsdienst voor Jan Wolkers herinnerde hij
zich dat Wolkers zijn werk maakte voor een kind van hem dat jong stierf. Ook
Bakker is schrijver geworden door de dood van zijn jongere broertje.
‘Ik ben alleen,' luidt de laatste zin en die is niet negatief
bedoeld. Helmer is dan in Denemarken en komt daar los van zijn verleden. Samen met
Benali gaat Bakker naar de klif vanwaar Helmer uitkeek op zee. Voor Bakker is
het overal vakantie waar geen sloten zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten