De Oostenrijkse journalist en schrijver Joseph Roth
(1894-1939) bleef in zijn romans en novellen dicht bij zichzelf. Zijn boeken
zijn doordrenkt van moeilijke gevoelens. Hij had het niet gemakkelijk in zijn
leven. Zijn vrouw leed aan schizofrenie en na de opkomst van Hitler in 1933
vertrok hij naar Parijs. Daar schreef hij onder kommervolle omstandigheden onder
andere in 1936 Biecht van een moordenaar
en in 1939 De legende van de heilige
drinker voordat hij in een ziekenhuis aan een alcoholvergiftiging overleed.
In Biecht van een
moordenaar woont de alter ego van de auteur in Parijs tegenover een café
dat door Russische emigranten gefrequenteerd wordt. Meteen al mooi is de caféklok
die verkeerd loopt of stilstaat om aan te geven dat we ons buiten de gewone
orde bevinden.
‘Soms stond ze stil, soms liep ze niet gelijk: het was of
zij de tijd niet wilde aangeven, maar er de draak mee wilde spelen.’
Het relaas van de Rus Goloebtsjik lijkt daar ook op. Nadat
hij in het café is aangesproken met de term moordenaar, vertelt deze voormalige
politiespion zijn levensverhaal. Hij hoort al op jonge leeftijd dat hij een
zoon is van vorst Krapotkin en besluit hem een bezoek te brengen in Odessa. In
een café aldaar ontmoet hij de Hongaarse handelaar Lakatos, die hem wil
introduceren in het paleis, maar op het laatste ogenblik wegblijft. Goloebtjsik
gaat alleen. De vorst wimpelt hem, na een interventie van een andere zoon, af met
een tabaksdoos. Later wordt Goloebtsjik, die zelf ook de naam van zijn vader heeft
aangenomen, vanwege die doos gearresteerd, onder de wapenen geroepen en naar Sint
Petersburg overgeplaatst. Daar dient hij een Parijs couturier met
een groep mannequins te begeleiden naar Moskou en later terug naar Parijs. Hij
raakt in de ban van de knappe Lutetia, die echter ook begeerd wordt door de andere
jonge Krapotkin en hij moet zijn geweten aanspreken om haar te veroveren. Aan de vooravond van de eerste Wereldoorlog komt het tot een
bloedige confrontatie met de jonge vorst, die met Lutetia in bed ligt.
Tijdens dit droomachtige relaas, waarin Lakatos op de meest
onverwachte momenten opduikt, keren we af en toe terug naar de groep emigranten
die de nacht doorhaalt in het café. De verteller neemt de lezer mee met zinnen
als: ‘Zoals jullie dadelijk zult zien..’ of: ‘Deze of gene onder jullie, beste
vrienden, zal misschien vermoeden wat voor papieren er in de aktetas van Lakatos
zaten...’
Ook de kapotte klok komt ter sprake: ‘Bestendig waren zij in
hun hardnekkige, bijna infame stabiliteit, en het leek ons alsof zij zich niet
daarom niet bewogen omdat het raderwerk stilstond, maar omdat zij onbeweeglijk
bleven uit een soort kwaadaardigheid en als om te bewijzen dat het verhaal, dat
Goloebtsjik, ons aan het vertellen was, een eeuwig geldende, troosteloze
geschiedenis was, onafhankelijk van tijd en ruimte, van dag en nacht.’
Door de tekst heen zijn uitspraken te lezen die te denken
geven. Zoals dat het persoonlijke leven belangrijker is dan het publieke en dat
woorden sterker zijn dan handelingen.
De belevenissen van Goloebtsjik lijken meer gemaakt van stof
voor dromen dan van de realiteit en de persoonsverwisseling als
zoon van Krapotkin wordt erg breed uitgemeten, maar tegelijk moet de realiteit ook
een nachtmerrie geweest zijn voor de schrijver.
Hier
mijn recensie van de met tekeningen verluchtigde versie van De legende van de heilige drinker voor
Literair Nederland.