Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 31 januari 2013

Recensie: Braziliaanse brieven (1985), August Willemsen


Openhartige beschouwingen over een haat-liefde verhouding met een vrolijk maar onrustig land

In Braziliaanse brieven doet vertaler August Willemsen (1936-2007) verslag van vier studiereizen die hij naar Brazilië maakte, de eerste in 1967, de laatste in 1984 . Zoals de titel al zegt, doet hij dit in briefvorm aan Paul. Omdat zijn zwager, een broer van echtgenote Mieke, zo begreep ik uit een brief, Paul Roelofsen heette, kwam het me voor Willemsen zijn brieven aan hem richtte maar het kan natuurlijk ook een andere Paul zijn. Willemsen begon aan een studie Portugees na het lezen van De binnenlanden (1954) van Euclides da Cunha. Hij begon Pessoa te vertalen en vervolgens ook Braziliaanse schrijvers.

Het zijn verrassend reisverslagen die Willemsen wegstuurt. Vooral de eerste keer, samen met zijn vrouw Mieke in Sao Paulo, is Brazilië nog een open boek. Hij worstelt met de koloniale instelling van veel Nederlanders die zich als expats in de stad gevestigd hebben en tegelijk ook met de losse, vrolijke en geile mentaliteit van de Brazilianen. Dat maakt dat hij zich in ballingschap voelt en erg verlangt naar brieven die maar mondjesmaat binnenkomen, ook door de traagheid van de post. Zijn anti-katholieke houding vergemakkelijkt zijn inburgering in dit roomse land niet. Willemsen is beducht voor dwang uit de omgeving om zich aan te passen. Daarom bezoekt hij het liefst lokale kroegen om een pils of een cachaca te drinken en zich te onderhouden met het gewone volk.

Er zijn tijdens het eerste verblijf voortdurend geldzorgen omdat de literaire beurs van Willemsen, waarmee hij het een jaar zou moeten kunnen uitzingen, niet binnenkomt en Mieke als naaister door een modehuis niet krijgt uitbetaald. Het stel slaagt niet in het betrekken van een etage, maar vindt een armoedig huisje. Ze wonen daar redelijk tevreden tot ze in een villa mogen van bevriende Nederlanders die een tijdje op reis gaan. Dan is Willemsen opeens zelf een man met een bediende. In het laatste deel komt hij nog eens terug op de kwestie van het personeel. Het argument dat bedienden blij zijn met hun baantje kan hij begrijpen maar nog steeds kan hij er zelf niet aan. Hij zou willen dat hij het zou willen, concludeert hij en dat maakt hem sympathiek.  

Naast de geldzorgen zijn overal beestjes. Vooral van de kakkerlakken loopt hij een trauma op: hij ziet ze springen ook als ze er niet zijn. Hij heeft niet veel op met de universiteiten waar hij college volgt en onderzoek doet. Het onderwijs is van zo’n laag niveau dat Willemsen liever thuis studeert.

Fraai beschrijft hij de reizen die hij maakt, de eerste met Mieke, in een trein die gevaarlijk en vies is. In zijn eentje loopt hij door het hete stoffige gebied dat Euclides da Cunha in De binnenlanden beschreven heeft. Willemsen is voldaan als hij daar is geweest. De tweede keer, zes jaar later in 1973, is Willemsen samen met Noor, die piano speelt op het conservatorium. Hilarisch zijn de pogingen van Willemsen om zijn bagage in Salvador terug te krijgen nadat zij eerder in Recife zijn uitgestapt. Bijna overal in de wereld zijn steekpenningen vereist om iets gedaan te krijgen, maar Willemsen wil niet toegeven en staat een hele middag tegenover een douanier te wachten tot die het spelletje beu is. Het is tenslotte aan een vrouwelijke beambte te danken dat hij, nadat hij verschillende keren van het kastje naar de muur is gestuurd, zijn kisten kan meenemen. Een vrouw neemt geen geld aan. Dan zou ze een hoer zijn.  

Tijdens zijn laatste reis krijgt hij eindelijk erkenning voor alle studies die hij heeft verricht en spreekt hij met bekende schrijvers als Dalton Trevisan en Carlos Drummond de Andrade. Hij wordt overal uitgenodigd en heen en weer gesleept, hetgeen hem soms teveel wordt. Zijn ideeën over wonen worden in Brazilië onthengseld, zoals hij dat noemt. Vanwege al het lawaai beschouwt hij zijn appartement in de Bijlmer als een oase van rust. Hij begrijpt niet dat die wijk in Amsterdam zo’n negatief imago heeft.

Tijdens de verschillende reizen wisselt zijn mening over steden als Sao Paulo, Salvador en Rio die hij meerdere keren bezoekt. Dat komt ook omdat hij de ene keer samen met zijn partner is en de volgende keer niet. Salvador noemt hij heet en verkrot zonder Noor en Rio vindt hij de laatste keer stinken en lawaaierig. Aan reizen heeft hij zijn bekomst. Hij is meer gericht op het onveranderlijke dan op het steeds wisselende. Hij houdt er ook niet van om vanwege zijn lengte op te vallen en uitgelachen te worden als hij al wandelend nadenkt.
‘Ik loop steeds in gedachten mijn gedachten te formuleren, en dat maakt dat ik een gevoel krijg of ik de enige mens van mijn generatie ben, een vreemde te midden van mensen die nooit lijken te denken en alleen maar praten, praten, praten.’

Braziliaanse brieven is een heerlijke leeservaring vanwege de eerlijke manier waarop Willemsen zichzelf laat zien, bijvoorbeeld temidden van al dat sociale geklep of alle bloot om hem heen. Het boek doet niet gedateerd aan. De sfeer in Brazilië lijkt weinig veranderd met vijfentwintig jaar eerder. Willemsen heeft zichzelf verschillende keren gezworen dat hij niet meer naar dat lawaaierige en oppervlakkige land zal gaan, waar hij een haat-liefde verhouding mee heeft. Het onommuurde, handtastelijke leven, zoals hij het bestaan in Brazilië noemt, moet voor een vertaler die gebaat is bij rust, erg onrustig zijn.

2 opmerkingen: