Oud vakbondsman Paul Rosenmöller heeft weer de koffers gepakt. Dit maal
bezoekt hij vier Zuid-Europese landen om te horen hoe men zich daar door de
economische crisis slaat. Hij is eerst in Portugal, bezoekt vervolgens Spanje,
Italië en tenslotte Griekenland. Waarin vindt men houvast? Wat zijn de ankers,
waarmee men stand houdt?
Aflevering 1: Ankers in crisistijd
De vissersplaats Aveiro in Noord Portugal kende na de
Anjerrevolutie van 1974 economische voorspoed. Die tijd is voorbij. De
mosselvissers kunnen moeilijk overleven. Ook door de illegale visserij raken ze
hun vangst nauwelijks kwijt. De vissersvloot is geslonken. Er vaart nog één
boot op sardines. Die is net twaalf uur weggeweest. De visser heeft geen vast
inkomen, minder te besteden en inmiddels meer tijd voor zijn familie. Ze boeten
voor het consumentisme, zegt hij. Ze leefden boven hun stand. De ouderen hadden
geleden onder onvrijheid en wilden dat hun kinderen het beter kregen, maar die
vergaten de waarden uit het oog. Hij neemt Paul mee naar zijn huis. Zijn
echtgenote zegt dat de demonstraties anders dan in Spanje rustig zijn. Dat
heeft mogelijk met een cultuurverschil te maken, net als het verschil tussen
fado en flamenco. Ze toont het beeld van Onze Lieve Vrouwe van Fatima, die haar
beschermt. Als haar man op zee is brandt ze een kaars.
Op de dag van de processie in Fatima roept de
kardinaal op tot solidariteit. De kerk biedt hulp in een opvangcentrum. De
beheerster zegt dat er meer mensen uit de midden- en hogere klasse aankloppen.
Families zijn meer verbonden. Men vindt steun bij het geloof.
De 26-jarige hulpverleenster Vera is werkloos. Ze was eerder
in Fatima maar niet praktiserend katholiek. Jongeren zijn volgens haar niet met
religie bezig. De overheid heeft gesnoeid op de culturele en sociale
instanties, daarom vindt ze geen werk op haar vakgebied. Ze is apatischer
geworden. Ze woont weer thuis en heeft minder vrijheid. Ze houdt de hele
maatschappij verantwoordelijk. De veranderingen gingen te snel. Mensen zijn
egoïstischer. Het is ieder voor zichzelf.
De alleenstaande Sofia, 28 jaar, heeft een dochter van acht
jaar. Ze is met haar moeder naar de processie gekomen. Ze treurt over haar
vader die vroeg overleden is. Ze plukte peren om de schooluitgaven van haar
dochter te kunnen betalen en heeft nog wat alimentatie. Ze hoopt troost en
vrede te vinden, maar ze vreest de toekomst.
Lissabon is het decor van demonstraties. Een
vakbondsman deelt soep uit aan leden die een mars gelopen hebben. Hij wil de
ontevredenheid een stem geven en voorstellen doen tot verbetering. Portugal
heeft geen actie-traditie, maar men is de massa ontslagen beu. Een van de
getroffenen is vrachtwagenchauffeur Carlos Baptista, 55 jaar. Hij verbouwt en
verkoopt groente. Hij wil een andere regering die meer vaderlandsgezind is. De
demonstratie is voor hem een anker. Net als tijdens de Anjerrevolutie vecht hij
weer voor een betere toekomst.
De econoom Eugénio Roza vreest voor de toekomst, die wel
eens zwaarder kan worden, vooral voor werknemers en gepensioneerden. Hij houdt
de voormalige regeringen en de EU verantwoordelijk. Het Noorden geeft hen geen
tijd de schulden af te lossen. Hij denkt dat deze toestand niet vol te houden
is. Men weet niet hoe ermee om te gaan.
Aflevering 2: De verloren generatie
Spanje kent de hoogste werkloosheid van Europa. De
jeugdwerkloosheid is zelfs dramatisch te noemen. Wekelijks wordt er
geprotesteerd in de grote steden. Rosenmöller gaat echter eerst naar het platteland.
In Navatrasierra, een leeggelopen dorp op het Spaanse
platteland, woont de Nederlandse Annie, getrouwd met een gastarbeider, die ruim
dertig jaar bij Philips werkte. Begin jaren zestig vertrokken veel mannen. In
2006 kwamen Annie en haar man hier terug. Een andere oudere gastarbeider zegt
dat leven in Nederland beter was dan de werkloosheid hier.
Ze drinken een kop koffie in de plaatselijke bar, gerund
door José Cerezo, een afgestudeerd werkloos historicus. Hij ziet het als de
schuld van de banken dat de rijkdom oneerlijk verdeeld is. Onder de
vijfendertig is iedereen de dupe van de crisis.
Niet ver van Navatrasierra probeert landbouwkundige Efrén
samen met zijn broer een alternatief bestaan op te bouwen. Ze kweken oude
fruitbomen en biologische aardbeien. Cerezo gaat er met Rosenmöller naar toe en
discussieert met Efrén. Zelf kan Cerezo, hoewel hij beseft dat de
consumptiemaatschappij op een leugen berust, geen afscheid nemen van zijn flat
screen tv. Demonstraties halen volgens hem niets uit. Volgens Efrén heeft de
revolutie tijd nodig. Er is een signaal afgegeven.
In Quadelupe vindt een bisschoppenconferentie plaats.
Een van de bisschoppen spreekt over soberheid en eenvoud als de positieve
gevolgen van de crisis, maar is wel bezorgd over de schuldenlast.
In Sevilla ontmoet Rosenmöller de 65-jarige werkloze
Manuela die haar huis is uitgezet omdat ze na haar ontslag de huur niet meer
kon betalen. Ze is samen met haar eveneens werkloze zoon van 27 jaar in een
leegstaand nieuw huis getrokken, maar heeft daar geen licht en water en het
vooruitzicht is onzeker. Na een bezetting van de bank, die eigenaar van het
huis is, horen ze dat ze deze winter niet uitgezet worden. De woordvoerder
voelt zich zelf niet verantwoordelijk voor de problemen en verwijst naar zijn
bazen.
De enorme onvrede heeft geleid tot landbezetting door de
vakbond. Het project is uit nood geboren, zegt een vakbondsleidster. De
werkende klasse is de dupe van de crisis. De eigenaar van de grond, de regering
van Andalusië, liet het gebied braak liggen, terwijl het zoveel monden kan
voeden. Ze zegt dat de ouderen de jeugd zelfzuchtig maakte, maar dat die
inmiddels ook de straat op gaat.
Rosenmöller loopt mee in een massademonstratie voor beter
onderwijs. Scholiere Clara Santos heeft geen geld om de middelbare school af te
maken en denkt eraan om het land te verlaten.
Aflevering 3: Profiteurs van de crisis
Rosenmöller is in het zuiden van Italië, dat het hardst
getroffen is door de crisis omdat die daarvoor het gebied al in zijn greep had.
Hij zit in Napels achterop bij Enzo Loia, die gek is
op zijn scooter en er mensen mee beroofde nadat hij als timmerman zonder werk
zat. Hij werd in 2010 gearresteerd en opgesloten en kwam onlangs weer vrij. Hij
roofde voor de camorra, de Siciliaanse maffia, om zijn gezin te onderhouden en
ziet zichzelf als slachtoffer van de crisis.
Pietro Loia zat twintig jaar in de gevangenis voor
bankovervallen. Hij heeft een vereniging opgericht die ex-gedetineerden aan
werk helpt om te voorkomen dat ze zich bij de camorra aansluiten. Die bindt
burgers aan zich, zegt hij, en vormt een parallelle staat.
Burgemeester Luigi de Magistris, een maffiabestrijder, zegt
dat de regering- Monti niets doet voor de werkgelegenheid en daarom de mensen
in handen drijft van de camorra.
Pietro neemt Rosenmöller mee naar de Pioggoreale, de
gevangenis die overvol zit en waar bezoekers getraineerd worden. Genaro is een
ex-monteur die een deel van zijn lijf verbrandde, arbeidsongeschikt werd en
illegale CD’s verkocht voor de camorra. Hij zat acht maanden in de gevangenis
en verwerkt nu oud ijzer voor een bevriende garagehouder.
Pietro zegt dat banken geen geld meer uitlenen waardoor
mensen naar de camorra gaan die woekerrente’s berekent. Het gesprek wordt
gestoord door een informant die duidelijk maakt dat ze in de gaten gehouden
worden.
Melfi in het binnenland was ooit een landbouwgebied
tot Fiat met een nieuwe fabriek de bevolking massaal naar zich toe trok. Een
van hen is Maria Pugliese die sinds de crisis bang is dat ze haar hypotheek
niet meer kan betalen. De bisschop, die Rosenmöller spreekt - toch zeker niet
omdat hij voor de Ikon bezig is? –, vraagt tijdens het vormsel aandacht voor de
problemen. Vrijgevigheid en delen zijn van belang. De familie is belangrijker
dan geld. ‘Dank de Heer voor wat u hebt.’ De man vindt de jeugdwerkeloosheid
zorgelijk en geeft de kortzichtige politici hiervan de schuld.
In Barletta aan de Adriatische Zee is een jaar
geleden een illegaal naaiatelier vanwege renovatiewerkzaamheden ingestort. De
pastoor is nog steeds van streek. Hij kwam er meteen naar toe en zag de hel op
aarde. De hulpverlening deugde niet, zegt hij. Alle opgebouwde rechten van
werknemers zijn in rook opgegaan. Men is ten prooi aan uitbuiting zoals voor de
oorlog. Weduwenaar Pasqualle is ook nog zijn baan kwijt geraakt en woont met
zijn dochter weer bij zijn ouders. Hij toont het huwelijksalbum en vertelt dat
beloften niet zijn waargemaakt. De pastoor schreef uit woede en machteloosheid
over de uitbuiting van de armen een brief aan de Italiaanse president, maar
hoorde daar niet op. Hij vindt het niet vreemd dat naar kleine mensen niet
wordt geluisterd, deze gevoelige, rechtvaardige herder.
Aflevering 4: Zwakke schouders, zware lasten
In Patras, de derde stad van Griekenland, waar
Rosenmöller aanmeert, voelen immigranten zich bedreigd. De 29-jarige zwarte
Morsar woont in een oude fabriekshal en wil, verstopt onder een vrachtwagen,
naar Italië. Eens zal het hem lukken, zegt hij, uitkijkend op de veerboot.
In Perama, een havenstad dichtbij Athene, lijden
voormalige havenarbeiders gebrek. Iedereen is schuldig aan de crisis, zegt een
vakbondsman. Sophia Barbitaki, de echtgenote van een werkloze
vrachtwagenchauffeur, woont met haar gezin bij haar ouders in. Al meer dan vier
jaar hebben ze geen electriciteit. Haar moeder vreest dat ze het huis
kwijtraken. Sophia heeft problemen aan haar hart en ziet geen oplossing. Voor
eten gaan ze naar de gaarkeukens van de Grieks-orthodoxe kerk.
Rosenmöller spreekt in Athene een vertegenwoordiger
van deze kerk over de geringe belasting die zijn kerk betaalt. De man weerlegt
de kritiek en vindt dat de beeldvorming door de media niet klopt. In de
hoofdstad wordt ook weer eens een demonstratie gehouden waaraan ook de
vakbondsman uit Perama meedoet. Rosenmöller spreekt van een rituele dans.
Parlementslid Kouzilos van Gouden Dageraad ontkent dat zijn
partij garen spint bij de crisis. Vanwege de hoge werkloosheid moeten illegalen
het land uit. Men gebruikt geen geweld tegen hen, maar alleen zelfverdediging.
Ahmet, een Egyptische bouwvakker, vertelt daarentegen dat hij aangevallen werd
in een park en bewerkt met een Engelse sleutel terwijl omstanders niets deden.
Na zijn behandeling wil hij weg.
In Korinthe, in het noorden van de Peloponnesen,
raken boeren hun oogst niet meer kwijt omdat de bevolking geen geld heeft om de
groente te betalen. Een boer heeft zich daarom aangesloten bij een
vrijwilligersorganisatie, die zijn producten aan de man brengt. Hij heeft
altijd geleerd zijn eigen boontjes te doppen maar inmiddels de voordelen van de
coöperatie ontdekt. Voormalig reclamemaakster Litska Katemi is een van de
initiatiefneemsters van de organisatie, waarin men activiteiten kan
uitwisselen. Ze verzorgt daarnaast haar zieke moeder die geen geld heeft voor de
dokter. Dankzij de hechte familiebanden is de maatschappij nog niet ingestort,
zegt ze. Haar waardigheid is niet afhankelijk van de financiële toestand, al is
het leven niet gemakkelijk en vreest ze een burgeroorlog.
Deze laatste woorden blijven hangen, zetten aan het denken
over de politiek van Rutte en consorten om geen strobreed toe te geven aan de
broodnodige behoeften van de Zuid-Europeanen, door Paul Rosenmöller op
duidelijke, vaak schrijnende, wijze in beeld gebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten