Raymond Carver is een begrip voor lezers van korte verhalen.
Hij geldt als de peetvader van dit genre. De titel Wees alsjeblieft stil,
alsjeblieft, een vertaling van Carvers debuut uit 1976, geeft dat al meteen
weer. De herhaling van het
woord alsjeblieft werkt vervreemdend.
Carver heeft een eigen idioom, een individuele stijl, waar
niet zo gemakkelijk de vinger op te leggen is en die daarom des te
fascinerender is. Hij vertelt terloops, onopgesmukt, gewoontjes, bijna alsof
hij naast je zit, terwijl hij - zoals in het eerste verhaal Dik - aan
zijn vriendin Rita over een dikke man vertelt die hij die avond bediende in het
restaurant.
Inhoudelijk zoomt Carver in op de Westkust van de Verenigde
Staten, de onzekerheid van het bestaan, de naoorlogse relaties, waarover
Richard Yates in Revolutionary road vanuit het perspectief van de
middleclass schreef. Ook de working class leeft onder de druk van de cliché’s.
Er heersen onderhuidse spanningen in de keurig aangeharkte wereld, de
onvolkomenheid ligt op de loer onder een glad geschoren gazon, zoals blijkt uit
bezoekjes die een echtpaar aflegt aan een huis van buren die op vakantie zijn,
een man die, gadegeslagen door de buurman, voor het slapen gaan loert naar de
slaapkamer waar zijn vrouw zich uitkleedt óf een werkloze man die naar het café
gaat waar zijn vrouw werkt en aan de toonbank een gesprek hoort over haar dikke
benen. Dit zijn dan nog maar de eerste drie verhalen, maar steeds weer knagen
de conventies. Ook als een man een telefoontje krijgt, niet - zoals verwacht -
van zijn eigen, maar van een onbekende vrouw, die wil dat hij langskomt. Ik moet me bedwingen om niet over elk verhaal iets te zeggen
zo boeiend zijn ze.
Vaak zijn er twee elementen in een verhaal, die tegen elkaar
worden uitgespeeld zoals in Fietsen, spieren, sigaretten. De vader is
gestopt met roken en heeft weinig geduld om het conflict uit te zoeken, waarbij
zijn zoon betrokken was. De verhalen hebben meer sfeer dan plot, maar zijn soms
ook onaf of kennen een mysterieus einde. Het eerste verhaal Dik eindigt
bijvoorbeeld met de zin ‘Mijn leven gaat veranderen. Ik voel het.’
Met minimale middelen roept Carver ijzersterke beelden op,
zoals dat van een jongen die in Fietsen, spieren sigaretten in bed zit
nadat hij een kwajongensstreek heeft uitgehaald. Zijn vader gaat naar hem toe
om hem te kalmeren. “‘Welterusten,’ zei de jongen, met zijn handen in zijn nek
en naar buiten wijzende ellebogen.” In één keer ziet de lezer de jongen in zijn
bed zitten, die nog met een vraag aan zijn vader zit. De beelden zijn dermate
krachtig dat de verhalen gemakkelijk teruggeroepen kunnen worden. De lezer
wordt meteen het verhaal ingetrokken: ‘Volgens Al was er maar één oplossing.
Hij moest de hond zien kwijt te raken zonder dat Betty of de kinderen er wat
van merkten.’ De onderkoeldheid is een weldaad vergeleken bij alle uitleggerij
die nazaten van Carver vaak plegen. De stijl oogt onbeholpen door vele herhalingen
zoals in de titel, maar er zijn net zoveel onverwachtsheden, waardoor de
verhalen om geconcentreerde lezing vragen. Elk moment kan zich een wending
voltrekken.
Er is vaak sprake van een dilemma tussen aanpassing of
verzet. De vaak ambigue bedoelingen klinken door de woorden heen en vaker door
wat niet gezegd wordt dan wat wel. In Verplaatst u zich eens in mij gaat
een echtpaar op bezoek bij een ander stel dat in hun oude huis woont. Ze worden
vriendelijk ontvangen maar gastheer Morgan vloekt wel steeds als hij naar de
keuken gaat om nieuwe grog te halen, terwijl de vrouw van het echtpaar nogal
misplaatst zinspeelt op de off day die haar man had. Het kwaad heeft maar een
klein hellinkje nodig, denkt Ralph in het titelverhaal.
De mooiste zin staat helemaal aan het eind. Ralph neemt het
zijn vrouw Maria zeer kwalijk dat ze ooit heel lang geleden iets met een ander
had, maar tenslotte kruipt hij weer bij haar in bed:
‘Hij verstrakte onder haar vingers, gaf toen een beetje mee.
Het was gemakkelijker om een beetje mee te geven. Haar hand gleed over zijn
heup en over zijn buik, en ze vlijde nu haar lichaam over het zijne en gleed
over hem heen, heen en weer over hem heen. Hij weerde zich, bedacht hij later,
zo lang hij kon. En toen draaide hij zich naar haar toe. Hij draaide maar en
hij draaide maar in wat een overstelpende slaap had kunnen zijn en nog bleef
hij draaien, verwonderd over de onmogelijke veranderingen die hij over zich
heen voelde glijden.’
Het leven is sterker dan de leer.
Hoe moet niet gemakkelijk geweest zijn voor vertaler Sjaak
Commandeur om de juiste toon te treffen of - zoals in de zin: ‘De kinderen
sliepen al uren, en buiten rubberde nu en dan een auto voorbij over het natte
wegdek.’ - de juiste vertaling te vinden, al heeft hij als vertaler van Carver
veel ervaring opgebouwd. Een eerdere bundeling onder de titel Wil je
alsjeblieft stil zijn, alsjeblieft (1997), bestond uit verhalen die uit
verschillende bundels kwamen, maar dit debuut toont aan dat de zinnen van
Carver al meteen goud waard waren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten