Roman over een woelige periode in Amsterdam
Het Palingoproer is volgens Wim Brands een dunne maar volle roman. De titel is ontleend aan de volksopstand in Amsterdam in 1887, waarbij 26 doden vielen en 37
zwaargewonden. Aanleiding was het palingtrekken, een activiteit waarbij men
vanuit een bootje in de gracht een levende paling van een lijn probeerde te
trekken. Die activeit was geen traditie, zegt Martin Schouten, maar wel
verboden. Het was toch al een roerige, rellerige tijd met de opkomst van het
socialisme onder aanvoering van Domela Nieuwenhuis. Zijn groepering gaf het
blad Recht voor allen uit dat op straat werd verspreid, hetgeen nieuw
was in die tijd. Men mocht niet stilstaan tijdens het uitventen. Dat verbod
leidde tot escalaties waarbij aanhangers werden meegenomen naar het
politiebureau. Het garnizoen stond klaar om in te grijpen en deed dit ook
tijdens het Palingoproer, toen de politie het met hun knuppels en sabels niet
meer redde om de barricades te slechten. Men schoot eerst met losse flodders
maar daarna met scherp. De vele slachtoffers waren ongekend in die tijd.
Brands begint over de vele research die Schouten voor
zijn boek verricht heeft. Hij kwam tot zijn nieuwe roman naar aanleiding zijn
onderzoek voor De socialen zijn in aantogt uit 1976. Hij heeft een oud
werk meegenomen over een arbeidersenquete uit 1887 die door het parlement werd
ingesteld om te controleren of de kinderwet van Van Houten adequaat werd
nageleefd. Dat bleek niet het geval waarop er nieuwe maatregelen worden
getroffen om de arbeid voor kinderen en vrouwen te beperken.
In de roman komen personen voor die destijds actief waren in
het openbare leven, zoals de politieman die een proces verbaal opmaakte tegen
een plakker van pamfletten. ‘Je kunt zo met hem meelopen,’ zegt Schouten. Hij
raadpleegde ook politie-rapporten die uitgebreid waren omdat men beducht was
voor het gevaar dat de socialisten konden betekenen.
Brands vraagt waarom het is alsof je in de kraamkamer staat
van het moderne leven.
Schouten zegt dat het een tijd van grote verandering was,
met meer welvaart na de opening van het Noordzeekanaal, maar niet voor
iedereen. In de provincie leed men onder een landbouwcrisis. Velen kwamen
daarom naar de stad. Er werden veel huizen gebouwd buiten de eeuwenoude
grachtengordel. Daarnaast was er een opleving in de kunsten. Denk aan de
Tachtigers die een kunstuiting zagen als een individuele uiting. Schouten
bekeek ook het werk van schilders als Breitner en Israëls. Breitner schilderde
een meisje in een rode kimono (zie omslag). Ze werkte in een Amsterdamse waskaarsenfabriek
en had een slechte gezondheid. Ze kon niet lang staan om te poseren. Schouten
gebruikte haar in zijn roman.
De stad barstte uit zijn voegen, zegt Brands. De verandering
in de jaren zestig was minder groot dan in het eind van van de negentiende
eeuw.
Schouten zegt dat het gebruik van geweld veel erger was dan
het traangas in de jaren zestig, omdat je dood kon gaan. Het garnizoen
gebruikte sinds kort achterladers die ze niet steeds hoefden bij te laden, maar
waarmee ze konden doorschieten.
Tenslotte spreken Brands en Schouten over het
internationalisme waarmee het socialisme zich bezig hield. Het brengt Brands
tot de verzuchting dat ze dat misschien weer eens moeten gaan doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten