De ondergang van een oliebaron
Het is 1898. Daniël Plainview zoekt goud in een mijn of
beter gezegd een diepe put in de Coyote Hills in Californië. Hij maakt alles
gereed om beneden met een staaf dynamiet een rots op te blazen. Nadat hij zelf
met een ladder omhoog is geklommen en zijn gereedschap aan het ophijsen is,
volgt de ontploffing al. Plainview gaat snel naar beneden, maar valt van de
ladder. Gewond als hij is, is hij vooral hebberig. Hij gaat met een kreupel
been naar een goudkeurder, die bevestigt dat er goud in de grond zit.
Drie jaar later heeft Plainview de mijn in productie
genomen. Met bakken worden de stenen omhoog gehaald. Tot het touw breekt en de
lading met kracht naar beneden stort, waarop de olie naar buiten stroomt.
Plainview draagt een oliepak en geeft een baby melk met whisky. Samen reizen ze
naar een naburige stad om de bewoners een vergunning te vragen om naar olie te
boren.
Weer negen jaar later, in 1911, komt er een jongeman op hem
af, Paul Sunday, die in ruil voor 500 dollar een plek aanwijst waar Plainview
olie kan vinden. Op het erf van zijn vader Abel, een arme geitenboer in Little
Boston, Isabella County. Plainview ziet er wel iets in. Hij en zijn zoon HW doen
zich voor als kwarteljagers en vinden inderdaad olie aan de oppervlakte.
Plainview onderhandelt met Abel, die al tevreden is met 3700 dollar voor zijn
ranch, maar zijn zoon Eli, een predikant van de Kerk van de Derde Openbaring,
voelt nattigheid en vraagt 10.000 dollar voor de kerk.
Plainview pakt de zaken groots aan. Hij denkt aan een
oliepijplijn naar zee om de transportkosten van de trein te ontlopen, maar
helaas ligt boer William Bandy dwars. Hoge houten torens verrijzen inmiddels in
het landschap. Plainview belooft de omwonenden brood en onderwijs. Eli, die
zich steeds meer ontpopt als een duiveluitdrijver, vraagt hem om de onderneming
te zegenen, maar de eigenwijze Plainview doet het, geholpen door Mary, de
dochter van Abel, zelf met een woordje af.
De verhouding tussen Plainview en de Sundays raakt steeds
meer gespannen. Eli ergert zich aan de goddeloze arbeiders en hun nog
goddelozer baas. Als er een werknemer overlijdt vraagt Plainview aan Eli om de
begrafenis op zich te nemen. Eli neemt het zijn vader kwalijk dat hij zijn
grond verkocht heeft.
Plainview zit op een dag in zijn kantoor als zich een
gasexplosie voordoet, waarbij HW gewond en doof raakt. Desondanks is Plainview
in zijn nopjes dat hij een enorme oliebel heeft aangeboord.
Daarbij blijft het niet in dit tweeëneenhalfuur durend
drama. Er verschijnt ene Henry ten tonele die zegt dat hij een halfbroer van
Plainview is en die een blik op het verleden van Plainview werpt. William Bandy
wil dat Plainview zich laat dopen in ruil voor doorgang van de pijpleiding. Er
ontstaat een strijd tussen verschillende oliemaatschappijen in het gebied. HW
wordt naar een school voor doofstommen gestuurd.
Al deze ontwikkelingen veranderen niets aan de koppigheid
van Plainview. Hij ziet zijn zoon HW slechts als concurrent als die samen met
zijn vrouw Mary naar Mexico gaat om daar olie te winnen. Hij maakt hem zelfs
uit voor een bastaard, die hij vroeger gebruikte om het vertrouwen van de
bevolking te winnen. Tenslotte volgt nog een strijd met Eli die op missie is
geweest en berooid terug komt. Het is veel, maar wel overtuigend, deze
ondergang van een oliebaron, die ondersteund wordt door bijpassende muziek,
zoals de dreunende klanken die bij een boorinstallatie horen.
Paul Thomas Anderson tekende eerder voor Magnolia. Hier de trailer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten