Europese Unie gooit geld in een politiek bodemloze put
De Duitse documentairemaakster Sabrina Dittus (zie foto) stelt
in Weggegooid geld de verhouding aan
de kaak tussen het vele geld dat de Europese Unie in de bezette gebieden pompt
en het weinige effect dat dit heeft. Ze verklaart dat uit het feit dat er een
politieke voedingsbodem voor financiële hulp moet zijn, anders is het een
bodemloze put.
Dittus begint met beelden van april 2015 uit de Gaza strook,
die oogt als een gebied na een aardbeving, maar die het resultaat is van de
derde oorlog in zes jaar met Israël. Een deel werd in het begin van dit
decennium met Europees geld opgebouwd maar andermaal weer verwoest. Op het
ogenblik is er ook nog weinig herbouwd.
Dittus gaat terug naar de tijd van de Oslo akkoorden in de
jaren negentig die inhielden dat gebied aan de Palestijnen werden overgedragen
in afwachting van de stichting van een Palestijnse staat. De Palestijnse
Autoriteit kreeg zeggenschap over de bezette gebieden, al zorgde Israël ervoor
dat ze een flinke vinger in de pap hielden. Tijdens het Oslo 2 akkoord werd de
Westelijke Jordaanoever ingedeeld in drie gebieden waarbij de Palestijnse
Autoriteit de macht kreeg over een gering deel van het gebied en Israël de
zeggenschap behield over het grootste deel, de zogenaamde C zone.
De nieuwe Palestijnse staat is inmiddels verder dan ooit. De
economische situatie is door tegenwerking van Israël alleen maar verslechterd.
De werkloosheid is hoog, kolonisten nemen steeds meer land in bezit en inmiddels
staat er een muur tussen Israël en het bezet gebied van zevenhonderd kilometer.
Bij een controlepost moeten goederen vanwege de veiligheid worden overgeladen
in Israëlische vrachtwagens, hetgeen leidt tot vertraging, ontmoediging en kwaliteitsverlies.
De Palestijnse Autoriteit blijft hierdoor afhankelijk van internationale hulp,
veelal van donorbedrijven uit de Europese Unie. Deze hadden het idee om
industriële zones in bezet gebied aan te leggen, maar dat bleef veelal daarbij.
Inmiddels is het aantal hulpbehoevenden in de bezette gebieden vertienvoudigd.
In de Jordaanvallei, een deel van de Westelijke
Jordaanoever, valt genoeg water om producten te verbouwen, maar Israël ontneemt
de bevolking de mogelijkheid zelf een waterleidingstelsel aan te leggen
waardoor men altijd gebrek aan water heeft. Het Duitse donorbedrijf GIZ, dat
hulp moet bieden, stelt de situatie mooier voor dan die is, zo horen we van
Fatimah die een dadelplantage heeft. Een voormalig burgemeester heeft tijdens
zijn bewind nog nooit een watertank gezien. Veel geld van donorbedrijven vloeit
terug naar het eigen land. De internationale organisatie is daarmee een deel
van het probleem geworden. Dat GIZ niet met Dittus wil praten, zegt genoeg.
Na de Oslo akkoorden hebben we slechts twintig verloren
jaren gehad, zegt Dittus. Israël maakt de Westelijke Jordaanoever steeds minder
toegankelijk, zoals het Medico Instituut merkte, dat met stroom en water hulp
probeerde te verlenen aan bewoners van de bezette gebieden, maar inmiddels haar
activiteiten gestaakt heeft.
De Europese Unie wordt wel een payer but not a player genoemd in het politieke krachtenspel.
Hoewel men daar vanaf probeert te komen, bijvoorbeeld door geen Israëlische
producten te accepteren die uit de bezette gebieden komen, is het resultaat
niet om over naar huis te schrijven. Een nieuw perspectief is nodig. De twee staten
oplossing moet gerealiseerd worden om financiële hulp effectief te maken.
Hier
meer informatie op de site van het Nederlands Palestina Komitee. De foto is van
Johannes Dalhuijsen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten