Klucht over geldzucht uit de zestiende eeuw knap
gerevitaliseerd
Het is alweer twee jaar geleden dat ik de voorstelling Kunst zag, waarin Kuno Bakker en Gilles
Biesheuvel van Dood Paard samen met Frank Vercruyssen van Stan de grens tussen
kunst en werkelijkheid op hilarische wijze verkenden. In hun eigen collectieve
stijl bewerkte Dood Paard dit keer Volpone
van Ben Jonson, vriend en tijdgenoot van Shakespeare, dat gebaseerd is op
een fabel van Aesopus en zich afspeelt in Venetië. Onderwerp is de menselijke
hebzucht. Hoewel er, op een uitspraak van Kuno Bakker na dat geld belangrijker
is dan talent, nauwelijks wordt gerefereerd aan de huidige situatie waarin het geld
de wereld bepaalt en niemand bij machte is daar verandering in te brengen,
raakt de manier waarop Dood Paard het onderwerp voor het voetlicht brengt, de
harten van de toeschouwers. Zeker in de bovenzaal van de Toneelschuur, waarin
de afstand tussen spelers en publiek zo klein is, dat de voorste rijen af en
toe beschermd moeten worden tegen het geweld dat zich vlak voor hen afspeelt.
De bedoelingen van Dood Paard zijn niet van meet af aan
duidelijk. De voorstelling begint met een anarchistische toestand waarin de
vijf spelers allemaal met hun eigen zaken bezig zijn, zoals het breien van een
hemdje of het opblazen van ballonnen. Het rommelige decor, een bijeengeraapt rijtje
meubelen te midden van touwen waarmee men doeken kan ophangen, die een bepaalde
sfeer weergeven, voegt daar nog meer kracht aan toe. Langzaamaan worden echter
de contouren zichtbaar, waarin de vijf spelers heel gemakkelijk van rol
wisselen. Hoewel het goed opletten blijft wat er precies op het toneel gebeurt,
wordt de opzet steeds duidelijker en daarmee het genoegen om naar de rare
fratsen van de acteurs te kijken. Naarmate het einde nadert heeft Dood Paard
het publiek helemaal voor zich gewonnen. De rechtszaken waarmee het geschil
tussen Volpone en zijn knecht Mosca met de begerige Voltore, Corbaccio en
Corvino wordt beslecht, zijn een hoogtepunt op artistiek gebied.
Daarvòòr is de zaak rond de erfenis van de zogenaamd
doodzieke vos al kunstig voorbereid. In een rap tempo komen de drie geldwolven
in de figuren van respectievelijk een gier, een raaf en een kraai naar het hol
van de listige vos (Jorn Heijdenrijk) om voor een flinke tegensprestatie in diens
testament te worden opgenomen. De gier (Manja Topper) strooit veren in het rond
en zal de vos in juridische zin bijstaan, de raaf komt met een drankje en staat
toe zijn zoon Bonario te onterven, de kraai (Gillis Biesheuvel) tenslotte is
zelfs bereid zijn vrouw Celia (Lotte Dunselman) aan de lusten van de vos op te
offeren. Met hartstochtelijke inzet wordt het verhaal verbeeld. Fraai is een
monoloog waarin de vos vermomd als een uitzinnige Italiaanse bisschop het
publiek laat zien hoe hij Celia zal gaan verschalken. Als een goochelaar
manipuleert hij met lichtjes die de vrouw van de kraai voor hem moeten winnen.
De kraai zelf houdt eerst nog een woedende toespraak tot zijn vrouw waarin hij
een lijn trekt die zij niet over mag, maar hijlaat zich overhalen door Mosca (Kuno
Bakker) om de vos van een denkbeeldige dood te redden. De mimiek van de snode
vos spreekt boekdelen, net als de uitdrukking van Celia die heen en weer
geslingerd worden wat betreft haar emoties. Het is mooi om te zien dat de vrouw
tijdens de ontmoeting met de vos fier overeind blijft. Ze redt zichzelf heel slim
door in de huid van de sterke Bonario te glijden en de vos en zijn assistent fysiek
te verslaan, waarna de twee gewonde dieren in een hilarische scène ach en wee
klagen over de ontmaskering van hun bedoelingen.
De rijke tekst van Ben Jonson met vele verwijzingen naar de
klassieke oudheid en enkele sneren naar de Engelse elite, geven de klucht
diepgang en de herhaaldelijke inbreuken op de rollen en de vraag of ze hun rol
wel goed gespeeld hebben voegen daar nog meer diepte aan toe. Op het eind
wisselen de rollen zo snel dat we met een soort slapstick te maken krijgen. De
verhoudingen tussen de dieren draaien sneller om dan bladeren aan een boom,
hetgeen voor een enorme dynamiek zorgt. Geheel is stijl maakt de vos het af. Hij
hoopt op kwijtschelding van zijn straf, waarbij hij zijn vermogen kwijtraakt
aan het CCG, het Centrum voor Chronische Geslachtsziekte. De saus van het theater,
het applaus, heeft hij in ieder geval binnen. Hopelijk zet het Fonds
Podiumkunsten de nipt aan toegekende subsidie aan Dood Paard voor 2017 straks
om in een vaste toelage.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten