Biografe haalt sluier weg van mystificaties romantisch schrijver
Biografe Eva Rovers praatte tweeëneenhalf jaar geleden al
met Wim Brands over haar biografie over Boudewijn Büch (1948-2002), waar ze
toen mee bezig was en die inmiddels bij Jeroen van Kan op tafel ligt. Boud heet het lijvige boekwerk dat 608
p. telt en de ondertitel Het verzamelde
leven van Boudewijn Büch draagt.
Van Kan stelt dat het schrijven van een biografie een
moeilijke exercitie is, vooral in het geval van Büch, die zijn eigen leven
maskeerde en in fictie leefde.
Rovers kan daarmee instemmen. Ze had weliswaar toegang tot
het persoonlijk archief van Büch, maar het werd haar al snel duidelijk dat hij
aan een personage werkte. In zijn vroegere dagboeken verwijst hij al naar zijn
biograaf. Büch is een tragikomische figuur die met veel bravoure presenteert en
net zo beroemd wil worden als zijn grote voorbeeld Goethe. Hij weet mensen
gemakkelijk aan zich te binden. In 1976 kwam zijn eerste dichtbundel uit en
daarna volgden romans. Feiten en fictie lopen door elkaar heen. Zijn
vertelkracht bracht hem veel, maar isoleerde hem ook. Vanwege het masker dat
hij opzette, kreeg hij moeilijk een intieme band met anderen.
Van Kan begint erover dat dit een overlevingsstrategie van
Büch was.
Rovers zegt dat hij zich hierdoor als schrijver kon
positioneren, maar ook eerder deed hij dit om om te kunnen gaan met het
moeilijke gezin waarin hij opgroeide. Zijn verhalen waren een antwoord op de
grilligheid van zijn opvoeding.
Van Kan noemt zijn lijden ongespecificeerd.
Rovers zegt dat hij, als een ware romanticus, leed aan het
leven. Daardoor verdraaide hij allerlei zaken in de familiesfeer. Zijn vader
zou een joodse Duitser zijn, zijn moeder een Italiaanse. Door zijn lijden
maakte hij ook een personage van zichzelf. Hij werd zeer geïnspireerd door The romantic agony (1933) van Mario
Praz, zowel vanwege zijn literair program als vanuit zijn levensstrategie. Een
schrijversleven met veel tragiek zou volgens hem voor het publiek interessant
zijn.
Van Kan zegt dat hij nooit een groot schrijver werd.
Rovers noemt zijn behoefte aan aandacht een remmende factor.
Een schrijver moet lang wachten op applaus. Op de televisie deed Büch het goed.
Hierdoor werd hij een bekende Nederlander. Hij zou het vervelend vinden als hij
vooral als maker van reisprogramma’s zou worden gezien.
Van Kan laat een fragment zien uit het programma De plantage van Hanneke Groenteman uit
1998 waarin Büch nogal moeilijk doet over het boek Over het water van Hans Maarten van den Brink, dat net verschenen
was.
Rovers zegt dat Van den Brink een goede vriend van Büch was
en dat hij wellicht de schijn van bevooroordeeldheid wilde vermijden en daarom
zijn mening niet wilde geven. Ze vindt het jammer dat hij op een ander spoort
raakte, want hij kon heel enthousiast over literatuur praten, vooral voor
mensen die daar niet zoveel van af wisten. Hij kon een boek in een paar zinnen
typeren.
Van Kan zegt dat hij anderzijds niet erg serieus genomen
werd.
Rovers antwoordt dat dit hem niet zo erg interesseerde. Hij
molk zijn positie als antiheld uit. Effende het pad om het verschil tussen
hogere en lagere cultuur kleiner te maken. Deed alsof literatuur een soort
popmuziek was.
Van Kan vraagt of Rovers dichterbij de mens Büch gekomen is.
Rovers heeft het idee dat ze wel een blik in zijn hoofd
gekregen heeft.
Tegen Brands zei ze eerder dat ze wel een avondje met Büch
op café had gewild. Ik kan me voorstellen dat dit een heel genoeglijk samenzijn
zou zijn geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten