Liefdesverwikkelingen in een taal die van de bladzijden spat
Een paar maanden geleden berichtte ik over Valery Larbaud.
In mijn bespreking van het verhaal De
arme hemdenmaker lichtte ik de sluier op over deze Franse schrijver, die
met zijn, andermaal door Eduard du Perron vertaalde, roman Fermina Marquez de lezer nog meer aan zich bindt. Het verhaal uit
1911 over de beeldschone Colombiaanse, die de harten van jongens in een kostschool
in de buurt van Parijs op hol brengt, is een schoolvoorbeeld van een
beschrijving van een onstuimig, puberaal liefdesverlangen.
Het verhaal wordt terug verteld door een man die op de rooms
katholieke Sint Augustinusgymnasium verbleef in de tijd dat drie andere jongens
de liefde van Fermina voor zich probeerden te winnen. Omdat de kostschool goed
stond aangeschreven verbleven er ook kinderen van rijke ouders uit andere delen
van de wereld. Een van hen was een zoon van de Colombiaanse bankier Marquez.
Omdat deze jongen, die in de vijfde klas op school kwam, zijn familie heel hard
miste, ging zijn Creoolse tante, mama Doloré genoemd, met zijn zussen Fermina
en Pilar op hotel in Parijs en vandaaruit regelmatig bij hem op bezoek.
Meteen al in het begin van de roman raken we, bezien door de
ogen van de jongens, bedwelmd door de schoonheid van Fermina, de oudste van de
twee zusjes. De verteller heeft weet van haar onbereikbaarheid in vergelijking
met bijvoorbeeld een jonge moeder, die hem heel welwillend groet:
’Terwijl ik voor het
jongemeisje een onbekend wezen ben, een vreemd land, een geheim. Een arm
onbekend wezen, heel verlegen en stamelend tegenover haar; een treurig geheim,
dat door één schaterlach van haar heelemaal van zijn stuk wordt gebracht.’
De eerste die om haar liefde bedelt is de Santos Iturria.
Deze jongen heeft een voorsprong omdat hij behalve knap, net als zij uit de
nieuwe wereld komt. Hij komt in contact met haar door een armband terug te
geven die Fermina verloren was. Samen met een zwarte vriend gaat hij daarna regelmatig
in de nacht naar buiten om haar heimelijk te ontmoeten.
De tweede is Joanny Leniot, een Franse jongen die het hoog
in zijn bol heeft. Deze vijftienjarige reactionaire zoon van een oude
republikein is niet geliefd op school vanwege zijn eerzucht. Hij heeft niet
veel met meisjes maar wil Fermina verleiden om hem nieuwe triomfen te bezorgen:
’Door dit middel zou hij, vooreerst, van
het kind dat hij was, man worden; vervolgens zou hij ongetwijfeld zonder blozen
de “gansjes” kunnen naderen die nog onwetend waren. Door dit middel ook zou hij
een nieuw soort triomf kennen: hij zou weten wat een man ondervindt als hij een
meisje haar gewetensbezwaren, haar kuischheid en al haar jaren van onschuld aan
hem ziet offeren.’
Daarover nadenkend wordt hij berispt door de surveillant in
de studiezaal, maar hij weet zich daar uit te werken. Hij knoopt contact aan
Marquez en dringt aldus door tot zijn zus. De oeverloze beschouwingen die hij
op haar los laat over de grootsheid van het Romeinse Rijk zijn echter niet aan
haar besteed. Ook een directe liefdesverklaring valt niet in goede aarde. In
een monoloog interieur horen we dat de vroeger vrome Fermina helemaal niets om
de betweter geeft.
De derde jongen die in de ban raakt van Fermina heet Camille
Moutier, een jongetje dat nogal eenzaam op school is en blij is als het
vakantie is. Hij zoekt ook contact met het broertje van Fermina, maar het is al
gauw duidelijk dat hij net als Leniot geen schijn van kans maakt, zelfs al
biedt hij haar een Colombiaanse vlag aan. Leniot is tevreden over zijn
toespraak, die hij als zeer begaafde leerling voor de aartsbisschop mag houden,
maar daarna knaagt toch weer de teleurstelling. Hij gooit zelfs het horloge weg
dat madame Doloré hem gegeven heeft voor zijn bereidheid om Fermina gezelschap
te houden.
Na de sluiting van de school komt de verteller nog eens
terug en hoort van de conciërge dat Santos Iturria ook nog eens terug is
geweest met een knappe Duitse, zo veronderstelt hij, aan zijn hand.
In het nawoord van Jaap Goedegebuure, die diep ingaat op de
verhouding tussen Larbaud en Du Perron, lezen we dat het perspectief nogal
rammelt, want de verteller kan helemaal niet weten wat de jongens met Fermina
bespreken, laat staan wat ze in haar hoofd denkt, maar dat laat onverlet dat de
taal waarin deze zinderende amoureuze bespiegelingen verpakt zijn, vanaf de
eerste tot de laatste regel van de bladzijden spat.
Hier
mijn bespreking van De arme hemdenmaker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten