Ego document over de onbegrijpelijkheid van oorlog
Filmmaakster Lidija Zelovic arriveerde tijdens de oorlog,
die in de jaren negentig in Joegoslavië woedde, nog voor de aankomst van haar
ouders, in Nederland. Ze kwam aan op koninginnedag 1993 en was erover verbaasd
dat men in Amsterdam zoveel plezier had, terwijl een paar uur verder oorlog
gevoerd werd. Anderzijds vond ze het ook wel weer mooi dat het leven hier
gewoon door ging, zoals dat steeds het geval is: ook nu weer tijdens de bloedige
strijd in Syrië viert men hier gewoon sinterklaas en bezoekt men kerstmarkten.
Lidija heeft inmiddels een zoon en probeert in haar film het onbegrijpelijke
van oorlog te begrijpen. Ze reist daartoe terug naar haar vroegere woonplaats
Sarajevo en praat met oude bekenden van haar.
Lidija was een knappe jonge vrouw van 21 jaar die positieve
reportages maakte in haar woonplaats. Dat was nog voor de oorlog. Ze kijkt naar
de video’s die ze toen maakte en probeert het verschrikkelijke verlies van haar
onbezorgde jeugd te accepteren. Ze was ooit bang dat ze haar ouders nooit meer
terug zou zien en daarom zeer blij dat ze na haar in Nederland aankwamen. Ze vertelde over haar ervaringen in de documentaire De asielzoekmachine (2016).
Na afloop van de oorlog keerde ze met twee Nederlandse journalisten terug
naar Sarajevo om de verwoesting te filmen. Het flatgebouw waar ze met haar ouders
in woonde staat er nog en wordt opgeknapt door een man die er met zijn vrouw en
kind in gaat trekken. Lidija ziet nog boeken van haar en een brief die haar
vader aan zijn vrouw schreef. Met een dof en leeg gevoel komt ze terug in
Amsterdam. Ze denkt terug aan de tijd dat ze als kunstschaatsster meedeed aan
de opening van de Olympische winterspelen. Ze wilde daarmee graag verder gaan,
maar koos na een wilde puberteit voor de journalistiek.
Haar Servische vader vindt dat hij beter af is in Nederland,
haar moeder die uit Zagreb komt is in ieder blij dat de familie herenigd is. Zij
voelt zich voor een derde Kroatisch, een derde Bosnisch en nog een derde
Nederlands, dus eigenlijk hoort ze nergens bij. Het gezin brengt nog wel de
vakanties in het dorp van haar vader in Bosnië door. Haar vader verdedigt de
Servische zaak. Diens vader was een Cetnik die tijdens de Tweede Wereldoorlog
tegen de partizanen van Tito vocht en daarbij gedood werd. Lidija vindt het
vreselijk dat een moslim dorpsgenoot die ze goed kende, ooit weggevoerd is,
maar haar vader zegt dat zij de moslims niet konden redden.
Lidija ontmoet een neef die in de oorlog sluipschutter was
en bereid is zijn verhaal aan haar te vertellen. Hij vocht voor de Serviërs en
doodde alleen soldaten en nooit burgers, zegt hij. Lidija deed verder niets met
zijn verhaal omdat hij als een agressor bestempeld zou worden. Omdat ze meer
van de oorlog wilde begrijpen, ging ze in opdracht van de BBC naar Kosovo. Het
conflict daar was ingewikkeld. De Serviërs maakten misbruik van hun macht, maar
haar vader verdedigde hen.
Later gaat Lidija naar Kalinovik, de geboorteplaats van
Mladic. Ze ontmoet daar een Serviër die in veel opzichten op haar lijkt. Hij
filmde het drama in Screbrenica, maar wil niet met Lidija samenwerken, bang om
als een agressor te kijk te worden gezet. Dat doet oorlog dus in de hoofden van
mensen. Omdat men meent partij te moeten kiezen, verliest men een deel van de
menselijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten