Ode aan de duisternis is kritiek op de wegwerpcultuur
De Japanse schrijver Junichiro Tanizaki (Tokio 1886 - Kyoto
1965) schreef in 1933 een ontwerp van een Japanse esthetica, Lof der schaduw genoemd. Volgens de
achterflap waren de inrichting van een eigen huis voor hem aanleiding de voor-
en nadelen van geïmporteerde verworvenheden als verwarming, elektrische
verlichting en sanitair tegen elkaar af te wegen en deze voortbrengselen van de
westerse techniek te confronteren met de Japanse traditie waarin het geheim van
de schaduwen een centrale plaats inneemt.
De lofzang over deze schaduw, een onderwerp dat vorig jaar
nog door De warme winkel in het theater onder de aandacht werd gebracht, is dan
ook vooral een ode aan de donkere omgeving, waarin de verbeelding meer kans
krijgt dan in het afstompende, volle licht. Onwillekeurig moest ik tijdens het
lezen denken aan de fel verlichte fastfoodrestaurants waarin de bedrijfsvoering
gericht is op maximale hygiëne, terwijl achter de schermen het dierenwelzijn
net als dat van de medewerkers op een laag peil staat.
In de Japanse tempel is nog het mysterie van de schaduwen nog
het beste waar te nemen. Door de duisternis die binnen heerst, krijgt het
lichtspel, net als in oude westerse kerken denk ik, kansen die het elders niet
krijgt. De schaduwen die in de duisternis opkomen, bezitten een magische kracht
die tijdloos is, het als het reflecterende goud op de kleding van acteurs in
het no-theater die weinig van hun eigen huid laten zien. ’Dat is onze manier van denken. Wij vinden schoonheid niet in de dingen
zelf, maar in de schaduwpatronen, in het licht en het donker, dat het ene ding
bij het andere veroorzaakt.’
Ook de traditionele kleding van vrouwen benadrukte dit. Men
snoerde het lichaam zo sterk in, opdat mannen niet afgeleid werden door fysieke
aspecten maar meteen naar geestelijke schoonheid geleid werden. Vrouwen maakten
zelfs hun tanden zwart om zo min mogelijk op te vallen. Tanizaki gaat in op de
troebele Japanse gezichtshuid die in het donker witter oogt. Daarom ook stiftten
de vrouwen hun lippen blauwzwart en scheerden zij hun wenkbrauwen af. De
verwantschap tussen schaduwen en gele ras uit zich verder in voorliefde voor
bewolkte kleuren. Japanners omringen zich liever met doffe dan met schitterende
voorwerpen. Een dienstmeisje dat een schaal opwrijft kan een reprimande
krijgen.
Tanizaki doet zich in Lof
der schaduw af en toe voor als een conservatief die vindt dat de de
westerse pen afbreuk doet aan de Japanse cultuur en machines nadelig zijn voor
de eigen kunstuitingen. Hij gaat zelfs liever naar een tandarts die nog met
oude apparatuur werkt, maar is zich ook bewust van zijn gemopper. Hij heeft een
punt met zijn kritiek op de westerse wegwerpcultuur. Alle plastics die wij over
de aarde en de zee verspreiden, verstikt het leven. De oosterse wijze van denken
kan ons helpen om onze cultuur duurzamer te maken.
In zijn Nawoord
schrijft vertaler Pim de Vroomen dat Tanizaki na de grote aardbeving in 1923
Tokio verliet en zich op het platteland tussen Kyoto en Osaka vestigde. Daar
leerde hij wellicht de traditionele waarden van het platteland kennen, die zijn
ideeën beïnvloedden. Het sushi recept dat hij tussen zijn beschouwingen door
aan de hand doet is daar een mooi voorbeeld van.
Hier
mijn bespreking van Tanizaki door De
warme winkel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten