Het martelende leven van een ware christen
Søren Kierkegaard (1813-1855) staat bekend als een
eigenzinnig filosoof met radicale gedachten, die de gemoederen nog steeds bezig
houden. Biograaf Joakin Garff zet in een zeer uitgebreide studie over deze vaak
aangehaalde denker uiteen hoe diens leven verbonden was met zijn ideeën. Hoewel
Kierkegaard een complex mens was, doet hij dat op een hele toegankelijke en
spannende manier met cliffhangers en al, waardoor de 760 lange bladzijden van deze
met foto’s verluchtende biografie op geen enkele wijze gaan vervelen.
Om te beginnen voert Garff de lezer terug naar de tijd
waarin Kierkegaard in zijn geboortestad Kopenhagen begraven wordt. Het was een
gebeurtenis die veel opzien baarde omdat de theoloog zich aan het eind van zijn
leven tegen het christendom gekeerd had.
‘De toestand bij de
begrafenis bewijst eens te meer dat in het geval van Kierkegaard zelfs de dood
de mens en zijn werk niet van elkaar kan scheiden,’ schrijft Garff in zijn Inleiding. Hoewel de teneur altijd is
geweest om dat wel te doen, volgt Garff de gedachte van Kierkegaard die zich in
1846 zijn toekomstige biograaf voorstelde als een dichter-schrijver, ‘die als het ware tussen de regels door zou
kunnen schilderen hoe hij zijn leven zin en betekenis wilde geven.’ Garff
stelt zich tot taak een samenhangend verhaal met een kop en een staart te
schrijven, zonder de bronnen geweld aan te doen. Hoewel het voor een leek
moeilijk vast te stellen is of hij dit ook voorkomt, is zijn vertelstijl in ieder
geval bedwelmend.
Anders dan gedacht blijkt de jonge Søren - de jongste zoon
van een koopman uit Kopenhagen - helemaal niet zo sympathiek. Hij is op school
het mikpunt van pesterijen vanwege zijn ongewone verschijning met zijn iele
postuur en aparte kleding en hij gedroeg zichzelf ook als een pestkop en een
brutale vlegel. Om het wereldraadsel op te lossen, ging hij theologie studeren,
maar voet aan de grond kreeg hij niet, hetgeen de basis legde voor zijn haat
jegens anderen die meer succes hadden.
De relatie met zijn vader was, net als die van Kafka,
moeilijk en tekende voor een groot deel zijn bestaan. Søren ging in tegen het
traditionele opvattingen van zijn vader en zijn oudere broer Peter Christian,
die later bisschop zou worden. Dood en verderf teisterden de familie en zelf
blaakte hij ook al niet van gezondheid. Zijn vader trouwde na de vroege dood
van zijn vrouw met de dienstmeid en verwekte bij haar zeven kinderen, waarvan
er vijf vroegtijdig overleden. Hij vervloekte God toen hij een kind was en
schapen hoedde op de heide, zo staat in een dagboekaantekening van Søren uit
1846. Lang blijft duidelijk wat daaraan ten grondslag lag. Garff legt later in
het boek een verband met syfilis. Kierkegaard dacht dat hij door de wraak van
God nooit ouder zou worden dan drieëndertig jaar hetgeen een doem op zijn leven
legde en hem tot zwaarmoedigheid veroordeelde.
De controverse met zijn leeftijdsgenoot en
sprookjesschrijver Andersen, die, zoals Garff veronderstelt, elkaars zwakten
weerspiegelden, was nog niets bij het drama dat zich rond zijn verloofde Regine
Olsen voltrok. Het is tragisch om te lezen dat Kierkegaard haar een pakketje terugstuurde
met een in haar brieven gewikkelde flacon parfum, ten teken dat hij de relatie
als geëindigd beschouwde. De trapten de twee elkaar teveel op de staart,
veronderstelt Garff. Wellicht speelt ook de verhouding tot zijn vader, die hem
van de natuur had afgesneden, daarin een rol. In ieder geval koos Kierkegaard
ervoor om zijn leven te wijden aan het schrijven. Reflectie liet kortgezegd geen
hartstocht en een gezinsleven toe, al kon de erotische energie niet zomaar uitgebannen
worden en spreekt Garff zelfs van een spermaspattende pen. De twee bleven
contact onderhouden, ook in de tijd dat Olsen gehuwd was met een ander, al was
het met een knikje tijdens een van de wandelingen die Kierkegaard graag maakte
als onderbreking van zijn schrijfwerk. Door deze activiteit werd hij ook wel
een straatfilosoof genoemd. Hij liet zelfs zijn nalatenschap 748 aan Olsen na, maar
die werd door haar niet geaccepteerd.
Negatieve reacties van personen op zijn werk maakt hem
alleen maar strijdvaardiger, zoals dat van de Hegeliaan Heiberg op zijn eerste
grote werk Of/Of. Hij polemiseerde graag
met andere intellectuelen, waarbij hij zich als een dialecticus opstelde die
met onweerlegbare stellingen anderen de mond snoerde. Dit blijkt bijvoorbeeld uit
een fragment over de keuze om anderen blij te maken met een gift dan wel het geld
liever aan onszelf te besteden:
‘Als we anderen blij
willen maken, wat willen we dan in hen opwekken? In hen die vreugde of in hen
die treurnis voelen? Alleen in de treurenden, niet in de vreugdevollen. (…)
Maar als we geen vreugde in ze kunnen opwekken, kunnen we ze ook niet blij
maken en als we ze met onze gift niet blij kunnen maken, dan maken we hen
treurig. Daarom zullen we niet edelmoedig zijn en anderen blij maken, maar
onedelmoedig zijn en onszelf blij maken.’
Zijn enorme schrijfdrift kwam volgens hemzelf voort uit
onopgeloste problemen en het lijden daaraan. ‘Jarenlang beschouwt hij zijn lijden als een permanent, psychosomatisch
conflict dat het gevolg is van een buitengewone erfelijke en sociale belasting,’
schrijft Garff, die ook een verband ziet tussen zijn grafomanie en epilepsie.
In ieder geval slikte de gebiografeerde valeriaan daartegen.
Kierkegaard bediende zich in geschriften graag van
pseudoniemen waardoor hij afstand kon nemen van de provocerende meningen die
hij uitte. Hij kwam daardoor vaak in aanvaring met collega schrijvers, die, zo
kan ik me voorstellen, wel eens hoorndol werden van zijn mystificaties. Hij
stelde zich aanvankelijk op als een conservatief, die niets moest hebben van
maatschappelijke verandering, maar dat veranderde vanaf 1846 toen hij in meer subjectivistische
zin en later, ook door zijn armoede, in christelijk socialistische richting ontwikkelde.
Als hij op het eind van zijn leven zijn vernietigende aanval begint op de kerk,
die in zijn ogen niet de leer van Christus uitdraagt maar zichzelf vooral in
stand houdt, toont hij zichzelf, speelt hij open kaart maar dan is zijn positie
al onhoudbaar geworden in het conservatieve culturele klimaat dat in die dagen
in Denemarken heerste.
Desondanks werd hij na zijn overlijden door mensen die hem eerder
afgevallen waren toch weer op een voetstuk gehesen. Daarop zit hij nog steeds,
vooral door zijn ideeën over onthechting die hij aan Schopenhauer ontleende en over
de mens als enkeling die het moet zien te rooien in de wereld, een idee dat door
het latere existentialisme werd omarmd. Kierkegaard zelf heeft wat dat betreft
zelf zijn juk wel op zich genomen. Zijn leven was een marteling. Hij nam het
martelaarschap op zich zonder zich daarop te laten voorstaan. De tijd zou leren
wie hij was, zei hij en daar heeft hij gelijk in gekregen, zoals het
diepgravende portret van Joakim Garff bewijst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten