Het wisselvallige karakter van de kapitalistische economie
Boom Bust Boom is,
naast bijvoorbeeld The flaw (2011) en
Two raging grannies (2013), een
nieuwe loot aan de boom van films die op een grappige manier het huidige
economische denken kritisch bezien. Joris Luyendijk leidt de film in en zegt deze
documentaire anders is omdat de film voor de helft door een Nederlander is
gemaakt die eerder bij de Rabobank werkte maar zich ging verdiepen in de economische
modellen omdat hij verbaasd was dat er na de financiële crisis van 2008 niets gebeurde
om de economie anders te organiseren. Terry Jones maakte deel uit van Monty
Python en had zelf ook veel zin om dit onderwerp uit te diepen. De filmmakers
spreken met een keur van Westerse economen, waaronder Dirk Jan Bezemer die
vorige week nog in Het Filosofisch Kwintet te zien was, dat over de
onafhankelijkheid van de financiële sector ging.
Boom Bust Boom
duidt op het wisselvallige karakter van de kapitalistische economie. Na een
periode van bloei komt er onvermijdelijk een neergang, gevolgd door weer een
periode van bloei. Ect. De filmmakers vragen zich af of het niet anders kan. Ze
beginnen heel fraai met een zeer optimistische rede van de Amerikaanse president
voorafgaande aan de beurskrach in 1929 en laten die volgen door een rede van
George Busch uit 2006 waarin hij ongeveer hetzelfde zegt: fraaie woorden om de op
handen zijnde financiële crisis naar de achtergrond te verbannen.
Startpunt is de kredietcrisis van 2008, toen vele huizen in
de Verenigde Staten onder water raakte - zoals mijn schoonmoeder laatst zelfs
opmerkte - omdat er veel risicovolle hypotheken waren afgesloten, banken opeens
bang waren dat ze hun geld niet meer terugkregen en er een liquiditeitscrisis
ontstond, die tot gevolg had dat de Lehman Brothers omvielen en andere banken
door de overheid gered moesten worden, niet alleen in de Verenigde Staten maar
ook elders in de wereld. De filmmakers wijzen erop dat de politiek deze
ontwikkeling in de hand had gewerkt. Bill Clinton wilde graag dat Amerikanen
hun eigen huis hadden. Dat was goed voor de economie.
De Bust van 2008
was niet nieuw. Sinds het kapitalisme bestaat zijn er van dit soort inzinkingen
geweest, zo laten de filmmakers zien. Te beginnen met de Tulpenmania die de
prijs van tulpen steeds meer opstuwde tot op 5 februari 1637 in Haarlem de
markt vanwege de pest instortte. Er bleek sprake geweest van een zeepbel,
waarbij de werkelijke waarde van de tulp in geen verhouding stond tot de
verhandelde. De filmmakers wijten dit aan het psychologisch verschijnsel van de
euforie.
De Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith waarschuwde al
tegen de speculatieve euforie, waarbij men een onverwoestbaar geloof heeft in
een positieve uitkomst, maar op het eind, net als de meeste gokkers, bedrogen
uitkomt. De wens om mee te doen wordt versterkt door de gedachte dat men anders
een dief van de eigen portemonnee is. De neoklassieke economische theorie
ondersteunt de hebzucht alleen maar, zegt George Magnus. Deregulering zou de
problemen in de maatschappij oplossen, al moest zelfs Alan Greenspan toegeven
dat zijn mensbeeld toch niet helemaal klopte.
Op de vraag waarom men zo dom is steeds weer in de val te
trappen, die door Hyman Minsky in de jaren vijftig al werd geanalyseerd en
uitgewerkt in de hypothese dat economische stabiliteit tot instabiliteit leidt,
luidt het antwoord dat dit in onze menselijke natuur zit, hetgeen in een
experiment met apen zichtbaar wordt gemaakt. Magnus bepleit daarom een ander
systeem dat de mens beschermt tegen ondoordachte beslissingen. Ook in het
onderwijs moet meer aandacht komen voor de geschiedenis van de economische
wetenschap. Anders blijven we, zoals we horen in het afsluitende lied, alleen
maar bellen blazen. Helaas werd niet ingegaan op de van de steady state
economie, die een mooi alternatief zou vormen voor de kapitalistische, die
eigenlijk al failliet is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten