Acteur op zoek naar een sterke rug
Gerard Thoolen, die in 1996 op 53 jarige leeftijd aan aids
overleed, had in zijn leven het idee om een theaterrestaurant naast zijn huis
in Bergen aan Zee te beginnen, waar vrienden samen zouden kunnen eten en
toneelspelen. Helaas werd het plan door zijn vroege dood nooit werkelijkheid.
Regisseur Pieter Verhoeff, die Thoolen goed kende uit de film Het teken van het beest (1980), waarin
Thoolen zijn eerste hoofdrol speelde, bedacht daarom om zijn vriendengroep
alsnog uit te nodigen en tijdens het eten herinneren op te halen aan hun geliefde
collega.
Thoolen had een moelijk leven, zo maakt Verhoeff meteen al
duidelijk. Hij citeert vaker uit dagboeken van Thoolen, die het beste in zijn
vel zit als hij een rol speelt, die hem ligt en dat hij een Stradivarius moet
zijn, die de stem van zijn personage moet verklanken. Reizen is belangrijk om
de grenzen binnen hemzelf te verleggen. Hij valt steeds weer terug op zichzelf
al weet hij niet wat dat is. Net als andere acteurs is hij altijd kind
gebleven.
Zijn broer Piet Thoolen vertelt dat Gerard een nakomertje
was in een groot katholiek slagersgezin en dat hij zeer geschokt was door de
dood van zijn vader, van wie hij zijn artistieke begaafdheid erfde. Behalve
slager was zijn vader ook zanger. Na diens dood viel Gerard in een gat en
kampte met zijn homoseksuele gevoelens. Het gevoel een buitenstaander te zijn,
maakte hem geschikt voor het theater.
Shireen Strooker nodigde hem uit voor het Werktheater, omdat
ze zijn talent meteen had opgemerkt. Ze zegt dat Gerard het beste speelde als
hij zijn onzekerheid kwijt was en dat hij dicht sloeg als het gewichtig werd,
zoals we zien tijdens een nabespreking van de leden van de groep.
Peter Faber toont een fragment uit de geregistreerde
voorstelling Toestanden, waarin
Gerard de rol van gek prachtig speelt. Dat kon hij omdat hij eerder in de
Oosthoek in Limmen opgenomen was geweest. Het verlangen naar het onschuldige
zat diep in hem. Tijdens het diner zingt hij
de eerste strofe van Fear no more van
Shakespeare.
Joop Admiraal zegt dat Gerard probeerde om zuiver te spelen
en dat hij helemaal verdween in zijn rol. Joop was verliefd op hem maar Gerard
hield meer van jonge jongens, zoals de Marokkaan met wie hij later samenwoonde.
Desondanks woonden de twee een tijdje samen in de tijd dat Gerard depressief
was. Joop ging in die tijd naar de AA en besprak daar vooral hoe hij met de
depressie van Gerard moest omgaan. Die had te maken met de kloof tussen zijn
homoseksualiteit en het katholicisme. Een manier waarop Gerard daarmee later om
probeerde te gaan is door het inrichten van een kabinet van emoties in zijn
huiskamer.
Neef Jean Paul Franssens had een innige band met Gerard, die
hem ook vaak opbelde als hij bevestiging nodig had, zelfs uit Noorwegen waar de
film Pervola (Orlow Seunke, 1985)
werd opgenomen. Franssens noemt Thoolen een losgeslagen man met een gigatisch
talent, een manisch depressieve instelling en een groot minderwaardigheidscomplex.
In diens ziekenhuiskamer hing hij een pas gemaakt schilderij op dat Gerard een
geluksgevoel bezorgde. Tijdens het diner zingt hij Ich liebe dich van Beethoven.
Volgens Helmert Woudenberg was hij steeds op zoek naar zijn
vader, naar de sterke rug van de man bij wie hij als kind achterop de brommer
zat.
Olga Zuiderhoek maakte bandjes voor hem met muziek, zoals
een opname van Misha Mengelberg met een papagaai die Gerard de lachstuipen
bezorgde. Hij steunde haar als zij een rol moest spelen met een accent. Nog
steeds heeft ze daar wat aan als ze dialect moet praten. Ze was tijdens de
begrafenis blij voor Gerard dat zijn leven afgelopen was.
Admiraal was wel eens bang dat Gerard een eind aan zijn
leven had gemaakt als hij het liet afweten en vond het verschrikkelijk om dan
zijn huis binnen te gaan. Hij zegt dat Gerard van binnen een pijn had, die het
onmogelijk maakte om naar buiten te treden. Door begrippen achter elkaar te
zetten in zijn dagboekschrift zette hij zijn leven op een rijtje en kon hij
weer verder.
Fraai is het fragment van Gerard als de Surinaamse mevrouw
Emanuels uit Een zwoele zomeravond (1982).
Verhoeff eindigt met Thoolen zelf die zich afvraagt hoe men op hem zal
terugkijken, als een beest of als iemand die zuiverheid voorstond? Hij komt
erop uit dat de zaken zijn gegaan zoals ze gegaan zijn en dat alles ergens
van komt, zijn gevleugelde uitspraak in Het
teken van het beest, als ik het goed heb.
Janneke Doolaard deed voor het eerst de productie van deze geconstrueerde
documentaire die, zegt ze, een enorm project was, lijkend op een speelfilm.
Hier
mijn bespreking van Toestanden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten