Sympathieke liedjeszanger als cabaretier te licht bevonden
Maarten Ebbers speelt de laatste voorstelling van zijn derde
avondvullende cabaret programma Appeltje
Eitje in de Toneelschuur. De titel lijkt aan te geven dat het contact met
het publiek hem niet moeilijk afgaat en zijn verschijning lijkt dit te
bevestigen. Ebbers komt met veel bravoure op met zijn armen in de lucht en zijn
gitaar op de borst en lijkt van plan om de zaal helemaal plat te spelen. Zijn toon
is sympathiek. Hij stelt meteen een wave voor en zingt daarna een liedje waarin
hij meteen de spot drijft met zijn eigen overschattingsvermogen. In de tekst
verplaatst hij zich in een toeschouwer die zijn show meteen al niets vindt en
er niet heen zou gaan, zelfs niet voor een appel en een ei.
Ebbers houdt, zoals een cabaretier betaamt, wel van een
taalgrap. Hij heef
t het al
gauw over woorden met een dubbele betekenis, zoals het woord bevallen, en later
over ongewenste aanvullingen van woorden dat het computerprogramma maakt, maar die
zijn aan de flauwe kant. De liedjes zijn sterker. Die hebben een diepgang die
de conferences missen. Af en toe zet hij daarbij het loopstation in waarmee hij
op zijn gitaar improviseert, hetgeen hij van mij langer mocht doen.
Zijn voordrachten gaan vooral over zijn wens om een kind te
krijgen. Hij legt zich meteen neer bij de angst van zijn vriendin voor de grote
verantwoordelijkheid en neemt genoegen met de katten Hans en Pieter, van wie
hij de herkomst van de namen heel grappig als bekend veronderstelt. Zij vond
dat hij eerst maar eens zijn katten gelukkig moest maken, hetgeen vanwege hun
pokerface niet eens zo’n gemakkelijke opgave is.
Ebbers haalt het dikke script erbij, dat ten grondslag ligt
aan het programma, omdat het te zwaar werd om elke avond origineel te zijn en
anderen dat ook doen. Hij vertelt een leuke anekdote over de man van de
copyshop die het draaiboek te lijvig vond en die van Ebbers de vrije hand kreeg
om er dan maar wat onderdelen uit te halen. Dat geeft hem de gelegenheid op te
sommen welke grootse plannen hij daardoor heeft moeten laten vallen. Tegelijk
belemmert het bladeren in dat draaiboek, net als het af gaan om een applausje
te halen, het contact met het publiek. Dat het draaiboek voor een groot deel
blanco is, is een ongerijmdheid in de show, die met een betere doordenking
vermeden had kunnen worden. Net zoals de bruggetjes tussen sketchjes en liedjes
niet altijd zo nodig waren.
In zijn liedjes spreekt vooral de weemoed naar vroeger,
zoals naar zijn beer die hem beschermde tegen de boze buitenwereld. Hij geeft
daarvan een sterk voorbeeld in een liedje over een ongewilde sessie met een
sadomasochistische meesteres, die aan klantenbinding doet. Hij komt er op uit
dat de wereld vol gevaren is en dat het toch maar beter is om, in tegenstelling
tot zijn eerdere argeloosheid, geen kind te nemen.
Ebbers staat zich erop voor dat hij het Leids Cabaret
Festival heeft gewonnen, maar dat was alweer in 2009. De wereld is inmiddels veranderd
en vraagt van een cabaretier meer dan verwijlen bij de goede oude tijd dat hij
met zijn vrienden een biertje dronk in het café en de wereld op afstand hield.
Het spottende liedje over een overleden vriend die hem op jaarbasis heel wat
geld aan bier bespaart, is heel aardig, maar meteen ook een voorbeeld van het
gebrek aan zwaarte in de show. De sympathieke liedjeszanger is daarmee als
cabaretier helaas te licht bevonden.
Hier de site van
Maarten Ebbers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten