Ter gelegenheid van de Boekenweek 2016 heeft Coen Verbraak
een zevental schrijvers uitgenodigd om te vertellen over hun vak. In de
bibliotheek van het Letterkundig Museum in Den Haag voelt hij in alfabetische
volgorde Adriaan van Dis, Arnon Grunberg, Kristien Hemmerechts, A.F.Th. van der
Heijden (zie foto), Kees van Kooten, Saskia Noort en Jan Siebelink aan de tand over de
vraag hoe men gedachten tot een roman smeedt.
In het eerste deel, dat begint met de uitspraak van Remco
Campert dat schrijven kijken met de ogen dicht is, gaat het vooral over de organisatorische
en materiële kant van het schrijverschap getuige de aantekenboekjes en de
pennen die door de gesprekspartners getoond worden, maar gelukkig zijn er ook
enkele persoonlijke ontboezemingen, zoals die van thrillerschrijfster Saskia
Noort die soms zelf bang wordt van haar bedenksels in haar stille huis op Ibiza
en dan weer veilig naar haar gezin in Amsterdam vlucht.
Voor Van Kooten is schrijven vooral blijven zitten tot er
iets op papier staat, voor Van der Heijden is het het scheppen van een eigen
universum. Van Dis benadrukt de ambachtelijke kant en ziet schrijven als het
maken van een mooi kistje. Volgens Siebelink is men schrijver en kan men dat
niet leren.
Grunberg ontdekte de kracht van de taal toen hij merkte dat
hij zijn moeder kon chanteren met het idee dat zij zijn oma was, anderen
merkten het aan de lof die ze op school over hun opstellen kregen, Van Dis toen
hij als zestienjarige een stuk schreef voor de schoolkrant over een bezoek aan
een peeskamertje dat niet geplaatst werd omdat het te uitdagend was.
Hemmerechts, die inmiddels oma is, ontdekte pas op 26 jarige
leeftijd dat ze voor het schrijven geboren was en doet haar ideeën vooral op in
de supermarkt. Ze heeft vooral rust nodig om te schrijven, vindt de eenzaamheid
geen probleem en ontmoet bij anderen wel eens achterdocht omdat ze zaken wil
onderzoeken in plaats van onder het zand begraven. Voor Noort is schrijven een
manier om met angst om te gaan.
Grunberg
vindt schrijven een intensief proces omdat hij de emoties beleeft die hij
oproept. Hij is dan ook van mening dat schrijven leven is, net zoals geldt voor
Van der Heijden die schrijven als een verhevigde vorm van leven ervaart. Op dit
moment wordt hij de psychopaat in zijn nieuwe boek. Grunberg herneemt met zijn
verhalen de macht die hem eerder in zijn leven ontbrak. Noort geniet van haar
almacht die ze voelt over haar personages en Van Dis hoort een kakafonie aan
stemmen om zich heen die hij alleen maar hoeft op te schrijven.
Siebelink leest geen andere boeken als hij schrijft, maar
genoot wel van de eerste scène uit de 55-ste druk van Knielen op een bed violen. Van Kooten neemt af en toe een shot Reve
en vindt niets fijner dan zijn eigen teksten te herlezen, Van der Heijden leest
niet terug omdat hij het stiksel van zijn verhaal er doorheen ziet.
In het tweede deel gaat Verbraak in op de vraag of een
schrijver alles kan opschrijven wat hij wil, zonder rekening te houden met zijn
omgeving, maar eerst vraagt hij naar het literaire milieu waarin de schrijvers
opgroeiden. Van Kooten vertelt op de hem gebruikelijke sappige manier over zijn
vader die de luchtpostbrieven helemaal volschreef naar Miami waar zijn zoon en
vrouw Barbara op huwelijksreis waren, Van Dis werd voorgelezen door zijn zussen
en bewaart daar warme herinneringen aan, de moeder van Grunberg was een
verhalenverteller en net als zijn vader een lezer, in hun huis werd de
televisie uitgebannen.
Voor Van Dis gaat schrijven boven alles, Van der Heijden
vindt dat zijn relatie boven het schrijven gaat, maar als Miriam niet goed had
gevonden dat hij over Tonio schreef, had hij dat wellicht stiekem gedaan.
Grunberg is meer een schrijver dan eenb vriend, alles kan materiaal vormen voor
zijn werk, Noort gebruikt elementen van personen in haar omgeving voor haar
boeken, die soms ook herkend worden door de lezer.
Van der Heijden heeft wel familieleden gekwetst,
bijvoorbeeld zijn schoonmoeder in Tonio
en achteraf heeft hij daar spijt van, maar toen vond hij dat hij alles diende
op te merken. In de begintijd hielp het schrijven over zijn zoon om het verlies
te verwerken. Hemmerechts liet een boek over haar man van tevoren aan hem lezen
en hij accepteerde wat ze over hem geschreven had. Ze vond het anderzijds moeilijk
om over een psychisch zieke zus te schrijven. Van Kooten schreef over de latere
verliefdheid van zijn moeder omdat hij boos was op de man die haar inpalmde.
Grunberg zegt dat ook het inwonen bij zijn moeder een vorm van embedded werken
was, al sluit dat een goede relatie niet uit. Siebelink zegt dat hij een
seksuele relatie van een alter ego met zijn dochter goed heeft beschreven, als
Verbraak meent dat het op werkelijkheid gebaseerd is. Van Dis heeft literaire
manieren gevonden om te voorkomen dat hij mensen beschadigd. Noort heeft onderwerpen
waar ze nog niet aan durft te komen.
Verbraak brengt een uitspraak van Mulisch ter sprake dat
iedere auteur een schaduw oeuvre heeft. Grunberg zegt dat dit van hem stopte
met Blauwe maandagen. Van der Heijden
heeft veel ongepubliceerd werk in de kast staan waaruit hij steeds kan putten.
Grunberg had rijker kunnen zijn als hij zuinig had geleefd.
Van Dis heeft uitgerekend dat hij hetzelfde verdient als een leraar op de
middelbare school, van Kooten zegt dat de ontbijtkoek met steeds meer personen
gedeeld moet worden, Noort is rijk geworden van het schrijven en Siebelink
hoeft door het veel verkochte Knielen op
een bed violen niet meer te werken. Grunberg geniet van de vrijheid, het
onafhankelijk zijn, Van Dis kan zich voorstellen dat hij met zijn tachtigste
stopt met schrijven maar de anderen gaan gewoon door. Van der Heijden denkt dat
zijn beste werk, onder andere over de MH17, nog komt. Grunberg zegt dat de bron
niet opdroogt door nieuwsgierigheid. Hij heeft het gevoel dat hij nog maar net
met schrijven begonnen is.
Van Dis kan niet zeggen wat schrijven hem gebracht heeft,
elke keer zet hij weer opnieuw zijn personages in zo goed mogelijke zinnen neer.
Voor Hemmerechts is het een zoektocht naar begrip en betekenis. Noort is
gefascineerd door angst, verlaten worden en verdwalen, iets wat haar
vrouwelijke hoofdpersonen steevast overkomt. Grunberg heeft ontdekt dat hij
meer lijdt dan hij wil toegeven en moet zich tot zijn zielenpijn verhouden,
want schrijven brengt geen verlichting daarvan. Van der Heijden ziet zichzelf
als een megalomaan met goede bedoelingen. Het lijkt soms dat hij onrecht kan
bestrijden maar dat blijven windmolens die hij met een windmolentje van een
kind te lijf gaat. Voor Grunberg is schrijven een middel tot contact, al is dit
indirect.
Van Dis ziet zichzelf als een voetnoot in de geschiedenis.
Siebelink haalt Ferron aan die het stapeltje boeken dat hij schreef als de
reden van zijn bestaan zag en zelf ziet hij dat ook zo. Van Heijden realiseert
zich dat dode schrijvers niet meer gelezen worden en heeft daar vrede mee. Ook
Hemmerechts vindt het niet erg om vergeten te worden. Van der Heijden. die wel
eens een kathedraalbouwer wordt genoemd, ziet zijn werk als een mooi spel dat
hij speelt, maar hij heeft niet de illusie dat zijn bouwwerken tegen de tand
des tijds bestand zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten