Dichteres ziet zichzelf als filantroop die al het goede wil
voor de mensheid
De Vlaamse dichteres en schrijfster Ruth Lasters trad vorige
zomer op op het poëziefestival in Elswout en las daar enkele gedichten voor uit
haar tweede bundel Lichtmeters die
toen nog moest verschijnen. Lasters heeft inmiddels de Herman de Coninckprijs
2016 gekregen voor deze bundel en treedt komende dagen op op het Poetry
International festival in Rotterdam.
Jeroen van Kan ondervraagt haar naar het belang van de vorm
in haar dichtwerk.
Lasters is daarover stellig: zonder vorm geen poëzie. Die is
soms zo dwingend dat ze er gek van wordt. De vorm zit soms al in de clusters
gedachten die haar bereiken, maar krijgt verdere bewerking door aan het gedicht
te schaven. Lasters spreekt van werkvoetbal om op gedachten te komen die ze in
haar gedichten kan gebruiken: door vrij te schrijven komen er op een gegeven
moment wel interessante ideeën bovendrijven.
Van Kan noemt een aantal bijzondere onderwerpen, waaronder Soort over haar verwondering dat de
mensheid, net als vogels die in het nauw gebracht worden, zich niet in formatie
gaan bewegen.
Lasters noemt dit gedicht een ode aan de mensheid. Ze houdt
niet van gemoraliseer maar vindt zichzelf wel een geëngageerd schrijfster.
Terwijl moraliseren met het vingertje wijzen is, laat engagement de leefwereld
in de gedichten toe. Het eerste houdt een oordeel in, het tweede niet. Ze
hoorde eens zeggen dat een schrijver op den duur een misantroop wordt, maar wil
daar zelf niet aan. Ze ziet zichzelf eerder als een filantroop, maar wel op
afstand.
Na het lezen van het gedicht Kuip, dat over de liefde handelt en dat ze bijna uit haar hoofd
kent, vertelt ze dat sommige gedichten zich beter lenen om voor te dragen dan
anderen. Dat heeft te maken met de complexiteit van het gedicht, met het aantal
parameters dat erin voorkomt.
Van Kan vraagt haar op de man af wat een goed gedicht is.
Lasters antwoordt dat daarin de creatievreugde naar voren
komt en dat de lezer zich daarbij betrokken voelt. Zelf had ze dat laatst bij
een bundel van Eva Gerlach.
Op de opmerking van Van Kan dat poëzie toch ook donker kan
zijn, antwoordt ze dat ze liever leuke poëzie schrijft. Het leven is al naar
genoeg. Lollig kan ook diepgang hebben. Ze vindt het woord lol dan ook
positief.
Van Kan kenschetst haar bundel niet meteen als lollig.
Volgens Lasters is dat vaak wel het vertrekpunt. Ze gaat uit
van vragen die op haar pad komen, concepten over hetgeen ze in het leven als
ontbrekend ervaart zoals de mensheid die zich niet in V formatie beweegt. Ze
probeert met lichtheid over te springen van het individu naar de soort.
Nadat ze het gedicht Soort
heeft voorgedragen, hetgeen zich daartoe goed leent, concluderen Lasters en
Van Kan beiden dat poëzie zich beter gelezen kan worden dan erover te praten.
Hier
mijn verslag van het vijfde poëziefestival in Elswout.
het is Lasters en niet Laster, pijnlijke typfout!
BeantwoordenVerwijderenAangepast!
BeantwoordenVerwijderen