Wereld van een pedofiel grijpt lezer naar de strot
Het debuut van Inge Schilperoord mag met recht een succes genoemd
worden. Haar portret van de pedofiele Jonathan, die al eerder opgepakt is
geweest na misbruik van een jong meisje, toont heel scherp het innerlijk
conflict waaronder hij gebukt gaat. In de roman zijn verschillende elementen daartoe
zodanig gerangschikt waarmee de spanning tot bijna ondraaglijke hoogte wordt
opgevoerd. Hoewel Schilperoord aan het eind enigszins over haar grens gaat, is
haar schets van de wereld van de dertiger die op jonge meisjes valt - iemand die
in de volksmond als verkrachter wordt gelabeld en weggezet - een knap staaltje
inleving.
Het gevaar voor Jonathan gaat uit van het tienjarige buurmeisje
Elke, dat na de voorlopige vrijlating van Jonathan uit de gevangenis, met haar
moeder naast de moeder van Jonathan is komen wonen en zijn goede bedoelingen zwaar
op de proef stelt. Hoewel hij nauwgezet de opdrachten uit het werkboek doet, die
hij begon met de gevangenispsycholoog, komt zij toch steeds naderbij. Elke is een
duivelin in de gestalte van een lief schattig meisje, dat door Schilperoord
zodanig beschreven wordt dat zelfs iemand met de grootste afschuw van pedofielen
bijna bezwijkt onder de zinnelijkheid die Elke met haar staartje in haar haar,
haar krappe shirtje en dito badstoffen broekje uitstraalt.
Twee dieren vormen de schakel tussen het meisje en de man.
Op de eerste plaats de hond Mink die door het meisje is uitgelaten in de tijd
dat Jonathan in de gevangenis zat. Daarnaast een gewonde zeelt die Jonathan na
terugkomst uit de gevangenis in het meer vangt. Elke bekijkt de vis, ook wel een
muidhond genoemd, die Jonathan in en aquarium op zijn kamer zal houden tot hij
weer hersteld is. Het dier vormt de aanleiding dat Elke zijn kamer bezoekt. Hoewel
zij door haar onzichtbare en weinig zorgzame moeder gewaarschuwd is voor haar
buurman, kan ze niet bevatten dat iemand als Jonathan iets slechts in de zin
kan hebben.
Adembenemend zijn de ontmoetingen op de kamer, waarbij
Jonathan voelbaar steeds verder in het nauw komt. De hitte zorgt voor druk en
geeft dreiging aan de gebeurtenissen. De christelijke moeder van Jonathan houdt
haar zoon van een afstandje in het oog, maar heeft geen kracht heeft om hem te
sturen. Ze heeft zelf al moeite met ademen, drinkt graag een glaasje wijn en
kijkt naar de televisie als ze niet met haar zoon een kaartje legt. Ze wil
graag dat Jonathan naar een bijbelclub gaat waar hij anderen ontmoet die zijn
sociale isolement kunnen verminderen, maar angst houdt Jonathan tegen. In de
gevangenis was hij onder handen genomen door potige lieden.
Als de spanning nauwelijks meer te dragen is, wil hij de gevangenispsycholoog
consulteren, met wie hij eerder de delictanalyse deed, maar uiteindelijk komt het
er niet van. Zijn conflict komt voort uit een disbalans tussen hoofd en hart.
Jonathan probeert een uitweg te vinden door de natuur in te gaan en goed voor
anderen te zorgen, maar raakt daardoor het contact met zijn eigen gevoel kwijt.
Zijn behoefte het leven te controleren legt het af bij het gevaar dat Elke
straks vanwege een verhuizing zal verdwijnen. De door hem gemaakte
spanningsgrafiek gaat daarop de prullenbak in.
Schilperoord schrijft naturalistisch en bouwt de spanning goed
op. Ze doseert het eerdere misbruik van Betsy, waardoor de lezer steeds meer
het keurslijf voelt dat Jonathan ervaart. Ze beschrijft de seksuele neiging van
Jonathan op een manier die, ook al zijn de filmrechten al verkocht, niet gemakkelijk in een film over te brengen is en dat
is een compliment. De diepgang van zijn gevoelens kan alleen in taal duidelijk verbeeld
worden. De moeite van Jonathan om zich staande te houden doet denken aan Raskolnikov
in De idioot van Dostojevski, al gaat
Schilperoord op het eind over de top, bijvoorbeeld in de beschrijving van de
gemoedstoestand van Jonathan nadat hij een brief van Justitie heeft gekregen
met de mededeling dat zijn zaak hervat wordt:
‘Hij duwde zijn
voortanden in zijn lip, schoof over het matras naar de stoffige nauwte tussen
de muur en de spijlen van zijn bed, had zijn lichaam daarin willen kantelen,
laten vallen als in een ravijn, maar er was nergens verlossing.’
Het eind is te zoekend en soms is ook het taalgebruik wat te
netjes, bijvoorbeeld als Jonathan zich afvraagt waarover hij op zijn kamer met
Elke zal praten: ‘Hij had haar graag over
zijn dromen verteld, maar kon geen geschikte bedenken. Die van vannacht, zijn
droom over Betsy, was natuurlijk niet passend.’
Daartegenover staan vele levensechte beschrijvingen van de
intensiteit die hij
met Elke beleeft in zijn kamer met de muidhond, die symbool
staat voor zijn eigen mislukkende poging tot herstel, bijvoorbeeld als Elke met
een zakje chips op de grond voor hem gaat zitten. ‘Hij keek toe hoe ze at, keek naar iedere beweging die ze maakte. (…)
Gespannen volgde hij de ademhaling onder haar shirt. Zo dichtbij was ze nog
nooit geweest. Zijn hart bonkte in zijn borst. Haar oor was ook heel vlakbij.’
Door dit soort zinderende zinnen grijpt Muidhond de lezer bij de strot
Hier
mijn verslag van het gesprek dat Wim Brands met Inge Schilperoord over Muidhond had.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten