Waarschuwing tegen verdergaande verarming van onze cultuur
Byung-Chul Han is een
maatschappijkritisch Koreaans filosoof die in Berlijn doceert. Zijn eerste
werken werden dan ook uit het Duits vertaald door Frank Schuitenmaker. De vermoeide samenleving bestaat uit
drie essays, waarin naast het titelessay De
transparante samenleving en De
terugkeer van Eros gebundeld zijn. Het zijn alle drie sterk pamflettistische
essays waarin Han veel oneliners gebruikt en die vaak herhaalt. Zijn toon is
stellig. Hij zet zijn kritiek uiteen in dialoog met anderen. Omdat ik die,
zoals Eva Illouz of Giorgio Agamben, niet ken, was het voor mij het niet
gemakkelijk om daarover een oordeel te vellen. Wel vond ik het heel inspirerend
om kennis te nemen van de gedachten van Han en daarover na te denken.
In De vermoeide samenleving stelt Han dat de commandosamenleving heeft
plaats gemaakt voor een samenleving waarin we onszelf commanderen. Het moeten
heeft daarmee plaatsgemaakt voor het kunnen, met als nadelig gevolg dat we het
onszelf kwalijk nemen als we falen. De depressie die hierdoor ontstaat is
volgens Han de ziekte van een samenleving die lijdt aan een overmaat aan
positiviteit. Dit begrip is bij hem niet positief, net zoals het negatieve niet
negatief is. Hij verwisselt de inhoud en komt daar later nog op terug. Hij gaat
in het eerste essay in op Walter Benjamin die de kunst van het zich vervelen
hoogachtte omdat dit leidt tot nieuwe ideeën en naar Nietzsche die in datzelfde
verband waarschuwde voor hyperactiviteit. De depressieve mens is een door het
ik vermoeide mens, zegt Han. Een van de middelen om daar los van te komen is het
nemen van rust, waarmee hij een pleidooi voert voor het herstel van de
zondagsrust, iets waar ik het hartgrondig mee eens ben.
In De transparante samenleving schetst Han het karakter van de
positieve samenleving. Daarin streeft men naar volledige transparantie. Alles
en iedereen moet getoond worden, zoals we op Facebook zien (zeg ik zelf maar
bij). Alleen de expositiewaarde telt. Een mens is niet wie hij is maar hoe hij
zich voordoet. In de pornografie wordt het menselijk lijf zonder enige schaamte
tijdens intieme handelingen getoond. De transparantie vernietigt de speelse
kant van de lust en schakelt de fantasie uit die essentieel is voor een
liefdesrelatie. De pornificatie die in de samenleving steeds in opmars is,
vernietigt zelfs de cultuur. Han haalt Sartre aan die stelde dat het obscene
lichaam geen enkele narrativiteit bezit. De maatschappij kent verder geen
enkele sturing meer. Bestuurders laten zich leiden door gepositiveerde en
geoperationaliseerde kennis. Hoe meer we daarvan krijgen hoe onoverzichtelijker
onze wereld wordt. Theoretisch denken vormt een negatieve kracht, informatie de
positieve. Alleen de eerste kracht kan een verandering teweeg brengen. Han
stelt daarbij de ervaring tegenover de belevenis:
‘De kracht van het negatieve is niet alleen doorslaggevend voor
ervaringen, maar ook voor inzichten. Eén enkel inzicht kan het bestaande al
volledig relativeren en veranderen. Informatie mist die negatieve kracht,
terwijl de ervaring juist gevolgen heeft die de dingen kunnen veranderen. Een
belevenis kan dat niet; die laat het bestaande zoals het is.’
De transparantie,
schrijft Han in De terugkeer van Eros,
vernietigt ook de ander, die altijd een onbekende factor is en reduceert die
tot iets wat te kennen. In de seksualiteit gaat het alleen nog om de prestatie,
niet meer om de mens achter de lustgevoelens. Nabijheid is iets anders dan
afstandsloosheid, zegt Han in zijn puntige stijl. De seksualiteit bevat geen
enkele negatieve kracht meer. Plato vatte Eros nog op als een inspiratiebron,
die richting geeft aan de ziel en de begeerte, de moed en het verstand
bestuurt:
‘In onze moderne tijd lijkt vooral de begeerte de lustervaring van de
ziel te besturen en daarom zien we ook zo zelden nog handelingen die door moed
zijn aangedreven.’
Het is niet moeilijk
daarbij huidige politici voor te stellen. Zonder eros wordt het denken louter
repetitief en additief. Men baseert zich daarbij enkel op data. Han stelt in
onze maatschappij een crisis vast van de geest en de literatuur. Aan het eind
van de bundel vat hij een en ander nog eens samen:
‘De door data gedreven positivistische wetenschap brengt ons geen inzicht of waarheid. Informatie nemen we ter
kennis. Maar die ‘kennis’ is nog geen inzicht, want louter additief en
cumulatief. Informatie als een verzameling weetjes verandert niets, verkondigt
niets en blijft zonder enig gevolg. Inzicht daarentegen is negatief geladen,
want exclusief, exquisiet en executief. Een inzicht waaraan een ervaring voorafgaat, kan al wat was doen instorten en
iets totaal anders een nieuw begin
schenken. Een overmaat aan kennisfeitjes schenkt geen inzicht. De
informatiesamenleving is een samenleving van belevenissen. Ook een belevenis is
additief en cumulatief. Daarin verschilt ze van de ervaring die vaak eenmalig is. Een belevenis leidt ons niet naar het
totaal andere, want ze mist de eros die ons verandert. Ook de seksualiteit is
een louter positieve belevenisformule van de liefde, want eveneens additief en
cumulatief.’
Bij dat laatste zet ik een
vraagteken. Hoewel ik het volmondig eens ben met zijn maatschappijkritiek, komen
zijn uitspraken me soms zwart wit voor. Waarom zou de seksualiteit bijvoorbeeld
niet uit liefde kunnen voortkomen? Han schetst een tendens die aan het denken
zet maar gelukkig nog niet helemaal werkelijkheid is geworden en daarmee een
waarschuwing inhoudt. Niet alleen tegen een verarming van het persoonlijke
leven maar ook tegen de verschraling van de literatuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten