Weer tien boeiende boekwerken aan de vergetelheid ontrukt
Casper Luckerhof van Kennemer Boekhandel leidt de derde
editie van het Schwobfest - onderdeel van het Letterenfonds en onder hoofdredactie
van Alexandra Koch - in en licht meteen nog een stukje op van de sluier rond naamgever
Marcel Schwob, een Franse schrijver van korte verhalen, vertaler en opiniemaker,
geboeid door onbekende literaire parels. Schwob bestaat ook in andere landen en
brengt daarmee culturen bijeen. Deze middag is tevens de aftrap van de twee maanden durende zomeractie
in diverse boekhandels in Nederland en België, zoals te zien is op de foto van een etalage.
Medewerkster van De Groene Amsterdammer Mounir Samuel, die
vroeger door het leven ging onder de naam Monique, bijt met veel vuur de spits
af met de De schaamteloze passie van Mademoiselle S. die door een
onbekende in 1929 in Parijs geschreven is en vertaald werd door Tatjana Daan.
Het brievenboek stelde het gemoed van Samuel danig op de proef stelt, want hij
wist nooit wat het meest geschikte moment van de dag was om dit pornografische
werk te lezen. Omdat hij zelf niet beter kan vertellen dan uit de brieven van
Simone aan de jongere getrouwde Charles blijkt, leest hij er een voor, blij dat
zijn moeder niet in de zaal zit. Al luisterend vond ik het woord lul nogal uit
de toon vallen in deze erotische verzuchtingen, maar dat terzijde. Vijftig
tinten grijs steekt er grauw bij af, stelt Samuel tenslotte vast.
Schrijver Thomas van Aalten die in 2014 debuteerde met de familieroman Leeuwenstrijd
pitcht Het schandaal in de familie Wapshot van John Cleever (1912-1982),
vertaald door Guido Golüke. Hij haalt een citaat aan uit het dagboek van Cleever
waarin blijkt dat hij worstelde met zijn literaire vermogen. Dat gold ook voor zijn
alcoholisme en zijn seksuele geaardheid. Door zijn verhalen over de achterkant
van de Amerikaanse droom wordt hij de Tjechov van de suburbs genoemd. Over zijn
romans zijn de meningen verdeeld, maar Van Aalten noemt Het schandaal in de
familie Wapshot, een vervolg op de
kroniek over deze familie uit de Amerikaanse middenklasse met hun verloren
dromen dat ook nog naar Rome gaat, een heerlijk boek.
Arjan Peters, literatuurcriticus van de Volkskrant bespreekt het door Thérèse
Cornips vertaalde boek Peenhaar van Jules Renard, die net als zijn vader
burgemeester van een klein Frans dorp was en zijn jeugdherinneringen in dat
dorp op een weinig idyllische wijze in scène zet. Peters leest voor uit het
eerste verhaal waarin de jongste zoon Peenhaar in het donker het kippenhok moet
sluiten, daarvoor geen complimentje krijgt, maar de kille opdracht van zijn
moeder dit in het vervolg elke dag te doen. Als de hoofdpersoon niet
gehoorzaamt kan hij een klap krijgen. Renard schreef rond 1890 pijnlijk precies
over het ventje dat precies wist wat venijn betekende. Hoewel Sartre de stemming
als misantropisch bestempelde, ging Renard na een leven in Parijs weer graag terug
naar zijn dorp. De dood is mooi, schreef hij, het leven een ziekte. Zijn vader
schoot zich dood, zijn moeder overleed ook en hijzelf stierf op 46 jarige
leeftijd. Wie niet van Peenhaar houdt, verdient een klap, zegt Peters beslist.
Vertaler Jan van der Haar brengt De tuin van de familie Finzi-Contini
(oorspronkelijk uit 1962) van Giorgio Bassani, die in 2000 overleed, aan de
man. Hij noemt de veel vertaalde roman over een liefdesverhouding in Italië
tegen de dreiging van de Tweede Wereldoorlog een meesterwerk, beter dan de
gelijknamige film die door Vittorio de Sica is gemaakt en die achter Van der
Haar wordt geprojecteerd. Het alter ego van Bassani wordt op grond van
rassenwetten door zijn tennisclub geroyeerd en komt bij een rijke joodse
familie in Ferrara (de plaats waar ook Ali Smith over schrijft in Het een als het ander, rs) in contact met
de knappe dochter Nicole die echter alleen een platonische verhouding wil,
omdat ze van een ander houdt. Het vertalen van deze klassieker, een idee dat hij
in 2006 van een Volkskrant recensent toegespeeld kreeg, was volgens Van der
Haar een moeilijk maar fascinerend avontuur.
Jeroen Vullings, literatuurcriticus bij Vrij Nederland staat erbij als een
diepvertwijfelde Luther. Hij wil geen kapperspraatje over Vernieling van
Tom Kristensen houden, want dat past niet bij de taak van een recensent. Hoewel
hij de roman liever voor zichzelf wil houden, laat hij toch iets over de inhoud
los, die gaat over de 34 jarige gehuwde recensent Ole Jastrau die een jaar
later werkloos, gescheiden en alcoholist is. De karakterstudie Vernieling, vertaald door Annelies van
Hees, was voor Vullings een
indringende literaire ervaring, omdat de benauwenis in de vijf delen stapsgewijs
toeneemt.
Boekverkoopster Gerda Aukes van boekhandel Den Boer en bekend van het
boekenpanel van DWDD is zeer te spreken over de visionaire roman Manja van Anna Gmeyner, vertaald door
Jantsje Post en uitgekomen in 1938, vlak voor de verwoestende jaren van het nationaal-socialisme.
Gemeyner werd in 1902 geboren in Wenen en bracht haar eerste jeugdjaren door in
Berlijn. Ze was een gevierd toneelschrijfster, die naar Parijs vertrok en later
in Londen in het huwelijk trad. Manja vat
de wereldgeschiedenis in het leven van vijf jonge mensen in Berlijn samen. Een
van hen is Manja, een kind van arme Poolse ouders en een bindende factor in de
groep jongeren die hun eigen wereld tegenover die van de volwassenen stellen,
maar geen van allen ongeschonden uit de strijd komen. De roman begint aan het
eind en de vele vragen die opgeroepen worden trekken de lezer het verhaal in
dat vanwege het beeldende vermogen en de fenomenale dialogen een sterrenhemel
verdient, gelijk de beschrijving van de vijf punten van Casseiopeia waarmee het
boek begint.
Karol Lesman heeft genoten van zijn vertaling van de troostgevende roman De pop van Bolesław Prus, dat het
equivalent voor Polen is, zoals de betekenis van Madame Bovary voor de Fransen en Anna Karenina voor de Russen. Iedere Pool kent het boek over
Stanislav Wokulski die in de schouwburg een mooie dame uit de betere kringen ziet,
verliefd op haar wordt en haar achterna reist. Lesman las de roman tijdens zijn
studie aan de universiteit, werd door het verhaal gegrepen en zag het als zijn
levensdoel de roman te vertalen. Hij meende dat hij daarvoor postbode moest
worden om zich in de avonduren aan zijn passie te wijden, maar werd literair
vertaler, die eigenlijk ook een postbode is. Hoewel Lesman in Polen ook een
knappe jongedame ontmoette, ging hij niet zo ver als Wokulski. Ook zonder
krankzinnige verliefdheid kon Lesman de roman vertalen, die zijn kracht
ontleent aan het geschetste panoramische tijdloze beeld. Het werken aan de
vertaling waren zijn mooiste jaren.
Johannes van der Sluis van Tzum, door Luckerhof de persoonlijke assistent
van Arnon Grunberg genoemd, heeft zelf net een verhalenbundel gepubliceerd en bespreekt
vanmiddag De Israëlische trilogie van de Pool Marek Hłasko, ook al vertaald
door Karol Lesman en van een nawoord voorzien door dezelfde Grunberg. Hij begint
met een paar regels uit Paint it black
van de Rolling Stones uit mei 1966, waarin het illusieloze leven bezongen wordt.
Dit past ook bij de inktzwarte, nihilistische De Israëlische trilogie, die volgens Van der Sluis op de stapel
strandliteratuur kan. Voor de drie delen hoeft men de schaduw niet op te
zoeken. Het donker verlost ons van onze gezichten, schrijft Hłasko. De
literatuur hoeft geen troost te brengen, zoals De pop volgens Lesman doet. Als men zich goed insmeert, verbrandt
de ziel niet. In de trilogie komen veel honden voor die aangeven wat een
hondenleven de mensen leiden, slechts gericht op de bevrediging van primaire
behoeften en zonder een God.
Michael Stoker promoveerde na een studie van zeven jaar met een dissertatie
van 2000 pagina’s op Het boek der rusteloosheid van Fernando Pessoa. Omdat dit niet in vijf minuten samen te vatten
is, noemt hij vier redenen waarom we dit boek moeten lezen. Hoewel uitgekomen
in de serie Privédomein is het geen autobiografie (1): Pessoa schiep veel
alterego’s die in zijn drama’s figureren zoals de hulpboekhouder Bernardo
Soares uit Lissabon, die in Het boek der rusteloosheid zijn gedachten
optekent. Proust is a pussy (2), omdat hij drieduizend bladzijden nodig had
voor zijn magnus opus Op zoek naar de
verloren tijd dat over het effect van de tijd en de macht van de
herinnering van de hoofdpersoon gaat, terwijl Soares geen verleden of een
toekomst nodig heeft om in 473 tekstfragmenten in zijn eentje tot de rusteloze ziel
door te dringen. Who needs Joyce ?(3) die Bloom met een stilistische tour de
force in Ulysses een dag door Dublin
laat rondlopen, als het ook zonder verhaallijn kan. Wij hebben Harrie (4), die met
zijn uitmuntende vertaling ver uitsteekt boven andere vertalers.
Chris Keulemans, die eerder artistiek leider van de Tolhuistuin was, pitcht
tenslotte Cavia’s op proef van Ludvík Vaculík, geschreven als
ondergrondse literatuur in de jaren zeventig in Tsjecho-Slowakije en vertaald
door Kees Mercks, een gebeurtenis die de schrijver net niet meer meemaakte
omdat hij overleed nog voor hij het boek ter hand kon nemen. Keulemans stelt
dat na de val van de muur veel literatuur verdampte, die in Oost Europa onder
de kaasstolp had gezeten, waaronder Cavia’s op proef. Dat biedt een
huiveringwekkend zicht op de benepen tijd na het neerslaan van de Praagse
lente. De roman legde vast hoe de terreur van het communisme op gezinsniveau werkte,
namelijk door het afschuiven van de onvrede naar beneden tot de kleine diertjes
aan toe en stond bovenaan de lijst verboden boeken. Volgens Keulemans is dit
mechanisme nog steeds van kracht en wordt de taal waarin dit vervat is niet
meer zo scherp geschreven. Het verhaal is nog net zo pijnlijk als veertig jaar
geleden.
Hier
mijn verslag van het eerste Schwobfest, hier
de site van Schwob met fragmenten van enkele besproken boeken, hier de
titels die afgelopen winter gepitcht werden, hier dezelfde lijst inclusief de
namen van de pitchers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten