Ieder mens is een dichter
Rotterdammer Hans Sleutelaar is een van de dichters aan wie
Poetry International, dat gister in diens woonplaats de deuren opende, een
avond wijdt en wel morgen, woensdag 10 juni a.s. Sleutelaar schreef niet veel gedichten en
dan ook nog korte en hele korte, die autobiografisch zijn en van een hoekige
eenvoud, zoals hij zelf heeft gezegd. Een selectie van zijn gedichten uit
eerdere bundels is opgenomen in Wollt ihr
die totale Poesie? Wim Brands heeft bedacht. mogelijk omdat Sleutelaar korte antwoorden geeft, dat hij iets vertelt
naar aanleiding van het voorlezen van een stapeltje gedichten dat voor hen op
tafel ligt.
Het eerste gedicht heeft hij geschreven nadat hij kennis nam
van het overlijden van Cees Buddingh, eenzaam in een ziekenhuis nadat hij de
slangen aan zijn lichaam losgetrokken had. Hij hoorde dit op een
tentoonstelling van een met Buddingh bevriend echtpaar. Buddingh publiceerde in
het tijdschrift Gard Sivik dat hij
met Armando, Cor Vaandrager en Hans Verhagen overnam van de Vlaamse oprichters.
Buddingh was ouder en weerbaarder en daarmee een medestander die zij goed
konden gebruiken. Hij was een geoefend lezer vanwege de vele poëzie recensies
die hij schreef om in zijn onderhoud te voorzien.
14 mei 1940 is
volgens Brands een van de mooiste gedichten en afkomstig uit de bundel Schaars licht.
Sleutelaar vertelt dat het onderwerp zoals gewoonlijk non
fictie is, dat er geen woord van verzonnen is en dat hij vijf jaar oud was toen
het bombardement op Rotterdam plaats vond.
Brands vraagt naar het gezin waarin Sleutelaar opgroeide.
Dat was een gebroken gezin met hij als enig kind. Zijn vader,
een fluitist die opgeleid werd in Berlijn, stierf toen hij zestien jaar oud
was.
Brands memoreert het mooie gedicht over zijn vader, die geen
vader was, maar aan wie Sleutelaar wel dierbare herinneringen bewaart. Zijn
vader stierf in het huis van zijn Rotterdamse moeder, die hem verzorgde. Hij
schreef het in een keer, toen hij vanwege een rijverbod met de brommer een paar
weken naar Noorwegen was, maar kent het niet uit zijn hoofd. Hij schreef ook
gedichten samen met anderen, zoals met Vaandrager die net als hij ook voor de
reclamewereld werkte. Sleutelaar was daarnaast vanaf 1970 adjunct
hoofdredacteur bij de Haagse Post, een functie die hem vanwege zijn verzoenende
houding goed af ging. Met Vaandrager liep het slecht af door de drugs. Hij
schreef een gedicht over zijn vriend in Giethoorn waar hij zich had
teruggetrokken.
Brands vraagt hoe lang Sleutelaar aan zijn gedichten werkt.
Sleutelaar zegt dat het gedicht in zijn hoofd al klaar lag, dat
hij het alleen nog op hoefde te schrijven en dat zoiets snel gaat. Een andere
keer evenwel blijft de muze lang weg.
Brands vraagt of Sleutelaar nooit de behoefte heeft gehad om
meer te publiceren dan de dichtbundels Schaars
licht en Vermiste stad, maar dat
heeft Sleutelaar niet. Misschien, zegt hij Brands na, is hij te streng voor
zichzelf.
Brands zegt dat zijn uitgeverij mogelijk in de zomer zijn Niet verzamelde gedichten uitbrengt.
Volgens Sleutelaar draagt het deze titel omdat er enkele gedichten
van hem worden weggelaten.
Na het lezen van het gedicht Lof van de poëzie zegt Sleutelaar dat er meer poëzie is dan we
denken, dat elk mens een dichter is door het vermogen boven de eigen
omstandigheden uit te stijgen.
Het gedicht voor zijn overleden vrouw met wie hij in
Thailand woonde, is nog niet uit de pen gekomen. Hij loopt ermee rond. De dood
is een natuurlijk gegeven, waarvoor hij al tientallen jaren niet bang meer is, dat
maakt dat men het leven viert.
Hier
de site van Hans Sleutelaar, hier
diens gedicht over Cees Buddingh in een recensie van Vermiste stad op de site van Meander.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten