Kan brede algemene vorming zonder boeken?
Het thema van vandaag gaat over Bildung, waaronder Clairy
Polak naar Von Humboldt de creatieve en intellectuele vorming van de mens
verstaat. Een goed woord in het Nederlands is er niet voor. Eugène Sutorius, - rechtsgeleerde
en medeoprichter van de Bildung Academie, die het gat in de universitaire
opleiding probeert te dichten met empathie, expressie en ethiek - is naast de
filosofen Maarten Doorman en Liesbeth Noordegraaf- Eelens, te gast, naar weet ook
aan het eind van de uitzending nog geen goede vertaling van het begrip.
Bildung is direct verbonden met het boek. Doorman vindt dat
er te weinig gelezen wordt. Zonder uitgemaakt te willen worden voor
cultuurpessimist betreurt hij het dat de aandacht die voor lezen nodig is,
steeds minder aanwezig is. Noordegraaf ziet het probleem van de teloorgang van
het boek niet zo. Er zijn volgens haar meer manieren om de cultuur over te
dragen. Het is belangrijk dat de studenten zich de algemeen verspreide ideeën
eigen maken. Sutorius stelt in navolging daarvan dat het boek een referentiekader
biedt dat om interpretatie vraagt. Het duiden van het werk van een schrijver neemt
een belangrijke plaats in in de intellectuele ontwikkeling. Ad Verbrugge
memoreert dat het boek na de boekdrukkunst door iedereen geraadpleegd kon
worden, om te beginnen de bijbel en later, in de burgerlijke cultuur, de roman.
Hij herhaalt nog eens de stelling van Sutorius dat de taal een voertuig is voor
het oproepen en weergeven van de wereld. Een tweetakt beweging als het ware.
Polak brengt met enige scepsis een recente
onderwijsbijeenkomst ter sprake waarbij moderne kernbegrippen als
zelfontplooiing, vaardigheden, samenwerking en het vergroten van het
probleemoplossend vermogen in het vaandel geschreven stonden. Volgens Sutorius
gaat het eerder dan vaardigheden om het internaliseren van de culturele competentie.
Doorman gebruikt het beeld van een teamspel om aan te geven dat men bij het
lezen, anders dan bij het kijken, zelf aan de bal is. Terwijl men bij een film
geprikkeld wordt, moet men om te lezen enige weerstand hebben opgebouwd om vol
te houden. Noordegraaf meent dat academische vaardigheden vooral te maken hebben
met ervaring en vindt het belangrijk dat studenten die kunnen verwoorden.
Verbrugge haalt in dit verband Kant aan die stelde dat begrip zonder ervaring
leeg is.
Polak vraagt of we in de huidige digitale wereld elkaar nog
kunnen verstaan.
Doorman betreurt het dat de canon nooit van de grond gekomen
is. Verbrugge vindt de tegenstelling tussen zelfontplooiing en klassieke
vorming een valse. Sutorius zegt opnieuw dat het gaat om de persoonlijke
verhouding tot het cultuurgoed. Noordegraaf noemt drie begrippen als het gaat
om de verhouding tussen individu en cultuur, namelijk socialiseren,
kwalificeren en subjectiveren. In het eerste geval gaat het om een gedeeld
referentiekader waarin iemand wordt ingewijd, in het tweede geval om de
kwaliteiten die daarvoor nodig zijn en tenslotte om de verhouding van het
individu tot het geleerde. Het laatste staat nooit los van het eerste. Het boek
hoort in deze onderverdeling meer bij het socialiseren. Verbrugge onderscheidt twee vormen van subjectiviteit: een
oppervlakkige als het alleen gaat om de eigen beleving en een diepgaande als
het gaat om de toeëigening van cultuurgoed.
Polak vraagt of de verdiepende vorm verloren dreigt te gaan.
Volgens Noordegraaf moet men in het onderwijs een breed
repertoire aanbieden. Verschillende perspectieven leveren meer op dan slechts
één. Verbrugge merkt in navolging tot Doorman op dat het hierbij niet gaat om
een elitaire zaak en in navolging tot Sutorius dat algemene ontwikkeling ook
door sprookjes verrijkt kan worden en men niet het geijkte patroon van een
klassieke vorming hoeft te volgen. Het gaat erom dat men zelf actief wordt.
Luisteren is hierbij een voorwaarde en dat heeft weer te maken met het door
Doorman ingebrachte aandacht.
Polak vraagt of het onderwijs geschikte instrumenten heeft
om dit te verwezenlijken.
Doorman verwijst naar De
kersentuin van Tsjechov om aan te geven dat we niet kunnen zwelgen in
nostalgie maar vooruit moeten. Hij vraagt zich af hoe de sensitiviteit kunnen
behouden in de onbekende richting waarin we gaan en bepleit nog steeds een
canon. Noordegraaf denkt eerder aan verbindingen in een tijd waarin elke
wetenschapsdiscipline zijn eigen canon heeft. Sutorius wijst in dit verband nog
eens op het belang van empathie. Verbrugge denkt dat ook de televieserie een
bijdrage kan leveren aan de brede vorming van studenten. Doorman ziet
mogelijkheden voor een analyse, Noordegraaf denkt meteen aan het zelf schrijven
van een dialoog. In zijn afsluitende betoog noemt Verbrugge nog eens de
tweetaktbeweging van lezen en schrijven, van taal en denken, die van belang is
voor de Bildung van het individu.
In augustus, na de Tour de France, waarvan het de vraag is
of die, anders dan het wielrennen zelf, van waarde is om door te geven, gaat de
serie verder.
Hier
meer informatie en reacties op de site van Het Filosofisch kwintet op Facebook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten