Drakerig verhaal over Julien die moet kiezen tussen armee of
clerus
In Het Rood en het Zwart schetst Stendhal (1783-1842)
het leven van de intelligente Julien Sorel, een Franse jongen van eenvoudige
komaf, in een tijd dat Napoleon verslagen is en Frankrijk de restauratie van
oude tradities ter hand neemt. Stendhal neemt sterk stelling tegen deze
ontwikkeling. Door middel van Julien Sorel kan hij in deze Kroniek van 1830
zoals de ondertitel luidt, zijn moderne, vrijheidslievende ideeën kwijt.
Burgemeester de Renâl van het plaatsje Verrières in de Jura
heeft Julien aangenomen om zorg te dragen voor de opleiding van zijn kinderen.
Daarmee kan hij zijn tegenstrever Valenod, directeur van het plaatselijke armenhuis,
de ogen uitsteken. Julien is een goed katholiek, iemand die veel leest, het
Nieuwe Testament uit zijn hoofd kent, maar onbekend is met de gebruiken in de
hogere kringen.
In de eerste honderd bladzijden ontwikkelt zich een geheime
verhouding tussen de houtzagerszoon en de burgemeestersvrouw, twee heel
verschillende personen, die hun hartstocht laten prefereren boven de etiquette,
al gaat dat niet gemakkelijk. Mevrouw de Rênal vreest dat ze met een bullebak
te maken krijgt, maar is verrast door de verschijning van de knappe jongen. Net
als Julien heeft ze weinig ervaring in de liefde. Beiden zijn erg verlegen en
onhandig. Als de een een toenaderingspoging probeert, houdt de ander het af en
omgekeerd, maar op een avond in de tuin in het buitenverblijf van het
burgemeestersgezin komen de handen samen. Er hoeft echter weinig te gebeuren om
het wantrouwen te doen oplaaien. Julien heeft een hekel aan de aristocratie.
Als hij aan mevrouw de Rênal vraagt een portretje uit zijn bed te halen voordat
haar man die met nieuw stro opvult, denkt mevrouw dat Julien op een ander
verliefd is. Ze weet niet dat het om een portretje van Napoleon gaat.
Julien heeft de eerzucht om een soort Napoleon te worden. De
afgezette keizer is zijn grote voorbeeld, de rest is misleiding. In een tijd
van restauratie heeft hij echter de wind niet mee. Het rood en zwart slaat op
de keuze van Julien voor het leger dan wel voor de kerk. Als de koning op
bezoek komt en Julien dichtbij de bisschop staat die alle aandacht van de
meisjes krijgt, overweegt hij een kerkelijke functie te gaan uitoefenen, maar
eigenlijk heeft hij weinig op met de kerk.
Het einde van de verhouding tussen de geliefden wordt
ingeleid door een ernstige ziekte van de jongste zoon van mevrouw. Die
veroorzaakt bij haar wroeging over haar gedrag. Julien vreest dat ze hun
relatie zal verraden, maar beterschap van de jongen zorgt bij hem voor
opluchting, al is die tijdelijk. Na een schimmige briefwisseling waarbij de
directeur van het armenhuis een stevige vinger in de pap heeft, vertrekt Julien
alsnog naar het seminarie. Daar komt hij terecht in een toestand van veel
naijver en intriges, zo vertelt hij tijdens het afscheid aan zijn vroegere
minnares. Aan het eind van het eerste deel vertrekt hij naar Parijs om
secretaris van een minister te worden.
Het tweede deel laat ik zitten omdat ik veel moeite had met
de stijl van Stendhal. Zijn in 2009 verschenen Liefdesverhalen (2009)
konden me al niet bekoren, maar omdat Het rood en het zwart een
veelgeprezen klassieker is, wilde ik een nieuwe poging wagen om te zien of
Stendhal me met een kloeke roman wellicht voor zich kon winnen. Helaas botsten
zijn zinnen alweer gauw in mijn hoofd. Aan Hans van Pinxteren kan het niet
liggen. Ik vond de verteltrant opnieuw warrig, als ik dat mag zeggen van een
roman van zo´n kleine tweehonderd jaar geleden. Als Stendhal nu zou leven zou
ik zeggen dat hij van de hak op de tak springt en dat hij beter over de
structuur moet nadenken. Van een beschouwing gaat hij zomaar over een
verhalende stijl en omgekeerd, bijvoorbeeld als het gaat over madame Rênal die
in gesprek is met Julien. Tijdens de conversatie breekt de verteller in met een
fragment over haar naïeve karakter.
‘Mevrouw de Rênal was een van die vrouwen uit de provincie
die men de eerste twee weken na de kennismaking makkelijk voor een onnozele
hals zou kunnen houden. Zij had geen enkele levenservaring en was weinig
genegen tot praten. Fijngevoelig en terughoudend als ze was, schonk zij vanuit
de hang naar geluk die alle wezens eigen is, meestal geen aandacht aan het doen
en laten van de grove lieden in wier midden het lot haar had geworpen.’
De alwetende verteller schakelt gemakkelijk over van het
hoofd van mevrouw de Rênal naar dat van Julien en breekt ook geregeld in om
zijn maatschappelijke zienswijze te verduidelijken. Bijvoorbeeld in het eerste
hoofdstuk als het over de tirannie van de openbare mening, zoals verwoord door
burgemeester de Rênal, gaat: ‘Feitelijk oefenen deze fatsoenlijke lieden een
ergerlijk despotisme uit; door dit nare woord wordt het verblijf in kleine
stadjes zo ondraaglijk voor wie heeft geleefd in de grote republiek met de naam
Parijs. De tirannie van de openbare mening – en wat voor mening - is in de
kleine Franse stadjes even bête als in de Verenigde Staten van Amerika.’
Bijzonder sterk is een intermezzo over huwelijk liefde in de
19de eeuw:
‘Vreemd toch, wat de negentiende eeuw van het huwelijk heeft
gemaakt! De verveling van het huwelijksleven maakt onherroepelijk een einde aan
de liefde, zo er voor het huwelijk al sprake was van liefde.’ Dit is het
ellendige gevolg van de overbeschaving, stelt de verteller. ‘Als een jongeman
ook maar enigszins ontwikkeld is, is hij op zijn twintigste zo ver verwijderd
van de natuurlijke ongedwongenheid dat de liefde vaak alleen maar een uiterst
vervelende plicht voor hem is.’ De verhouding tussen Julien en zijn geliefde
zou in Parijs veel gemakkelijker zijn.
De belezen Julien kent De bekentenissen van Rousseau.
Af en toe deed Het Rood en Het Zwart denken aan de liefde van Rousseau
voor madame de V. en zijn droevige afscheid van haar. Hoewel ik de
vrijheidslievende opvattingen van de schrijver zeer waardeer, vond ik één deel
van Het Zwart en het Rood wel genoeg. Ik probeer het straks nog eens met
de roman La chartreuse de Parma, vertaald als De Kartuize van Parma, dat
Stendhal in een paar maanden tijd in Italië schreef. Wellicht kan hij me
daarmee voor hem winnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten