Milos Forman wilde als kind al bij het theater werken. Toen
hij een slecht geklede man ontdekte en hoorde dat die regisseur was, wist hij
wat hij wilde worden. Om de militaire dienst in Tsjecho-Slowakije te ontlopen studeerde
hij scenario schrijven, nadat hij tot de toneelschool niet werd toegelaten. Hij
kocht een camera en leerde van een assistent- cameraman ermee om te gaan. Met
een volle film ging hij naar een studio. Chroetsjov had gezegd dat men
vertrouwen moest hebben in jongeren, dus men hielp hem.
Black Peter (1964)
speelde in een samenleving waarin men elkaar verklikte en ging over een jongen
die anderen bespioneerde. Forman werkte met vrienden en familie als acteurs.
Voor The Fireman’s Ball (1967) kreeg
hij geld van Carlo Ponti, maar toen die het resultaat zag was hij
teleurgesteld. Forman maakte gewone mensen belachelijk. Daar kon hij tien jaar
cel voor krijgen. Ponti wilde zijn geld terug. Gelukkig kochten filmmakers als Truffaut
de film op. Na de afzetting van Dubcek in 1968 werd de film in Tsjecho-Slowakije
verboden.
Forman was op dat moment in Parijs en liet zijn gezin
overkomen. Hij kreeg een uitnodiging van Paramount Pictures om naar New York te
komen. De aanblik van de stad fascineerde hem meteen. Daar wilde hij wonen. Hij
maakte Taking off (1971) over de
hippiewereld en hun ouders, maar de film flopte. Hij ging wonen in Chelsea
hotel en hoefde pas huur te betalen als hij succes zou hebben met een film.
Michael Douglas vroeg hem voor One flew over the Cukoo’s Nest (1975). Zijn vader Kirk had hem acht
jaar daarvoor al het boek gestuurd maar dat was nooit aangekomen. Louise Fletcher
speelde de duivelse zuster, een werkelijkheid die Forman zelf goed kende.
Vanwege een Oscar nominatie mochten zijn zoons overkomen. Ze sliepen slecht,
bang als ze waren door gangsters vermoord te worden.
Hair (1979) kende moeilijke
audities. Treat Williams kleedde zich uit om aan te geven dat hij zich niet
verder kon blootgeven, voordat hij de hoofdrol kreeg. Forman was een man van
emoties, zegt hij. ‘Nee, zo is het niet echt,’ was een gevleugelde uitspraak
van hem. Hij weigerde in de sneeuw in Central Park te filmen, ook als men met
blowers de sneeuw verwijderde en, om de damp uit de monden van de acteurs te
voorkomen, hen ijsblokjes gaf voor zij hun tekst moesten zeggen. Voor Ragtime (1981) strikte hij James Cagney
die al twintig jaar niet meer gespeeld had. De acteur wilde geen contract
tekenen en vrij zijn om nog op te zeggen, maar toen hij de vele figuranten zag
die naar hem opkeken, kon hij niet weigeren.
Zijn agent polste hem op weg naar het theater voor een stuk
over Mozart. Forman zag het niet zitten. Communistische regisseurs maakten
graag films over componisten omdat die weinig controversieel waren, maar Forman
werd gegrepen door het verhaal. Hij caste Murray voor de rol van Mozart maar
nam hem aan voor Salieri. Men filmde Amadeus
(1984) in Praag, hetgeen volgens Murray bijdroeg aan de warmte van de film.
Ze kregen een appartement met telefoon, zodat men hen kon afluisteren, maar
Murray maalde daar niet om. Op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsdag lieten
technici het Amerikaanse volkslied in de schouwburg horen en de Amerikaanse
vlag naar beneden zakken, zodat meteen duidelijk werd waar de geheime agenten
in de zaal zaten.
Valmont (1989) werd
gemaakt naar een boek waarin twee mensen elkaar vertellen over hun amoureuze
veroveringen. Hoewel ze niet sympathiek waren, maakte Forman ze menselijk. The People vs. Larry Flynt (1996), over
het aloude conflict tussen individu en instituties, leidde tot meer succes, tot
Gloria Steinem in de New York Times met haar kritiek op het verheerlijken van
porno kwam, hetgeen volgens Forman niet terecht was: Romeo en Juliet is toch ook geen promotie voor tienerzelfmoorden? Woody
Harrelson vond Larry Flynt zijn beste rol.
In de club Improv werd Forman gefascineerd door het komische
talent Andy Kaufman. Hij maakte Man on
the Moon (1999) met Jim Carrey. Een boek uit de jaren vijftig over de
Spaanse Inquisitie leidde tot Goya’s
ghosts (2006). De schilderijen van Goya in het Prado deden Forman denken
aan de beelden van de Inquisitie.
Michael Douglas zegt dat het gebrek aan zelfvertrouwen van
Forman goed gemaakt werd door zijn visie. Murray kon blind op zijn oordeel
varen. Forman had een neus voor wat authentiek was. Hij zette Treat Williams op
de kaart en wist het talent in Harrelson aan te spreken. Zelf zegt Forman dat
het voor hem belangrijk is in een verhaal of scène te kunnen geloven. Hij gaat
net zolang door tot iets geloofwaardig is.
Hier de trailer van
deze documentaire van de Parijse dochters van Robert Kuperberg over de beminnelijke
regisseur, die eerder deze maand de Lifetime Achievement Award kreeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten