Boeiend relaas over tweelingbroers loopt verloren in zwaarte
Auke Hulst schreef in 2012 de roman Kinderen van het Ruige Land, een
autobiografische roman over een gezin dat aan de bosrand in Groningen woont en verloedert
als de vader overlijdt. En ik herinner me
Titus Broederland lijkt een variatie op dit thema, zij het dat de moeder
dit keer afwezig is. Ze liet het leven nadat ze de tweeling op aarde had gezet.
De ik-verteller is de helft van deze tweeling en denkt dat hun vader het hem en
zijn broer Titus kwalijk neemt dat hij zonder zijn vrouw moet voortleven. Desondanks
is de vader geen agressieveling, maar een godvrezend en mild mens. Hij heeft een
baan in de oliewinning en, als compensatie voor dat smerige werk, werkt in zijn
moestuin maar veel producten verkoopt hij niet. Het nogal excentrieke gezin
ligt niet goed in de dorpsgemeenschap. De ik figuur en Titus worden gezien als
duivelskinderen en moeten altijd op hun hoede zijn als ze zich in de buurt van
het dorp vertonen.
De spanning neemt toe als de bodem bij hen in de buurt wegzakt.
De roman heeft daarmee grote actualiteitswaarde, ook al is in Groningen de
gaswinning oorzaak van de problemen en niet de oliewinning. De jongens proberen
hun vader over te halen te vluchten, maar die is te zeer verknocht aan zijn
grond om weg te kunnen gaan. Op het moment dat de aarde heet onder hun voeten
begint te worden, blijkt de oude man dood in zijn bed te liggen en wordt door
zijn zoons het zinkgat ingegooid, waarop de vlucht begint, die me heel erg deed
denken aan de film The road (2009)
van John Hillcoat die ik rond dezelfde tijd zag. Daarin vlucht een vader en een
zoon, net als de tweeling, ook naar de kust na een ramp van jewelste.
De band tussen de twee jongens is speciaal. De tweeling
heeft een eigen taal, de tweetaal, ontwikkeld om met elkaar te communiceren
maar ze hebben ook een haat liefde verhouding met elkaar. Verder op in de roman
komen we middels een brief van Titus aan zijn broer te weten dat hij op jonge
leeftijd door zijn vader naar een pleeggezin gebracht is, waar hij erg geslagen
werd. Het trauma dat Titus daardoor opliep speelt mee in zijn moeilijke contact
met anderen. Hij ziet in zijn broer, die zich van de hele geschiedenis niet
meer kan herinneren, ook het lievelingetje van zijn vader. Op hun vlucht nemen ze,
behalve een pistool, een gitaar mee, waarmee ze hun gevoelens enigszins kunnen
verklanken, al geldt dit meer voor de ik figuur dan voor Titus. Het is een
voorbeeld voor de romantische saus die over het verhaal ligt, net als het
liefdesverlangen van de ik-figuur voor een sproetenmeisje uit zijn dorp. Dat
Titus de b’s als kersenpitten uit zijn mond spuugt is trouwens mooi gezegd.
De sfeer is ouderwets en herinnert aan de periode toen de
eerste auto’s op de weg kwamen. De vader leest de Edicten, een variatie op de
bijbel en ziet in zijn zoons een soort Kain en Abel ofwel in diens schrift Joha
en Torf, al bleef Joha zondeloos in de baarmoeder. Een mooie dag heet een mooidag
en een borrel een Fladderak. De aardolie wordt steeds als aardbloed aangeduid
waardoor het verhaal een lugubere sfeer over zich krijgt. Helaas brengt het
verloop van de vlucht weinig verrassing met zich mee. De jongensboekenachtige
sfeer wordt, naarmate het eind in zicht komt, steeds somberder. Weinig blijft de
tweeling bespaard, zelfs een breuk niet. Gelukkig weten we al door verwijzingen
van de ik figuur, dat hij goed terecht is gekomen, maar anderzijds is zijn
geschiedenis wel erg droevig. Ik moest, misschien ook door de paarden waarop de
jongens een groot deel van hun tocht rijden, denken aan de Duitse avonturenserie Silas, gebaseerd op een kinderboek van de
Deen Cecil Bødker, waarin de odysee van hoofdpersoon Silas toch net wat meer variatie
kent. Hopelijk gaat Hulst verder op een lichtere toon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten