Op zoek naar een goede omgang met de islam
De nieuwe roman Altijd
Augustus van dichteres, schrijfster en beeldend kunstenares Maria Barnas
gaat over de zomer van 1989, toen Salman Rushdie moest vrezen voor zijn leven
en de zestienjarige puber Augustus bedacht dat hij wellicht een plekje kon
vinden in de schuur bij haar thuis.
Carolina Lo Galbo begint erover dat Augustus in het dorp
waar ze woonde haar vader miste en daardoor een wereld van verhalen aan elkaar
dacht, daarbij geholpen door verhalen op een cassettebandje die haar vader haar
toestuurde. Ze wil weten hoe Barnas erbij gekomen is om Rushdie in het schuurtje
bij haar thuis te laten schuilen.
Barnas herinnert zich de fatwa tegen Rushdie nog heel goed.
De boekverbranding op televisie was zo anders dan ze tot dan toe gewend was en
ook nog eens heel knullig uitgevoerd, maar dat gaf er tegelijk iets engs aan.
Ze begon De duivelsverzen te lezen
maar legde het boek weer weg omdat ze dacht dat ze dan eerst de bijbel en de
koran zou moeten lezen. Inmiddels ziet ze in het boek, dat in het Engels The satanic verses heet, De duivelse
versen, een pleidooi voor verbeelding en een relativering van een rigide
onderscheid tussen goed en kwaad. Iedereen kan duivelse gedachten hebben.
Lo Galbo vraagt of er een directe aanleiding was voor haar
roman.
Barnas antwoordt dat ze verhuisde naar de omgeving waarin ze
als kind opgroeide en daardoor weer in de sfeer kwam van vroeger. Daarnaast
speelde ook de groeiende afwijzing van de islam een rol. Er is, vanaf de fatwa
van twintig jaar geleden, een onvermogen om op een gezonde manier om te gaan
met deze religie.
Lo Galbo begint over de spreekbeurt die Augustus op school
over De duivelsverzen houdt.
Barnas zegt dat ze daarover reflecteerde en dat het een
fantastisch verhaal werd. Haar leven is een verzameling verhalen geworden nadat
haar vader vertrokken is. In de aanloop naar de zomervakantie vindt een
verhitting plaats van de werkelijkheid waarin het onderscheid tussen echt en
onecht onduidelijker wordt. Barnas denkt dat Augustus jonger is dan zestien. Ze
weet aardig haar mond te roeren, terwijl ze zelf in die tijd heel verlegen was.
Lo Galbo roert het onderwerp schrijven om te uiten aan.
Barnas zegt dat Augustus veel verder ging dan zij zelf ooit
deed. Ze verzorgde Rushdie in het schuurtje.
Lo Galbo wil weten hoe we met intolerantie moeten omgaan.
Barnas heeft daarop geen antwoord. Ze voelt zich daartoe
niet in staat. Ze begint erover dat er tegenwoordig op scholen ook weinig
ruimte voor dit soort kwesties is.
Lo Galbo vraagt of zij als dichteres een roman een ander
genre vindt.
Barnas wil dezelfde helderheid scheppen als in haar
gedichten, maar anderzijds is het in gedichten onmogelijk om gedachten te
stapelen. Ze moest wel zoeken naar de stem van Augustus. Ze begon met een beeld
waarin Augustus een stok in het zand zet, maar daarna was nog veel onduidelijk.
Tot ze begon te genieten van de overdrijvingen. De concrete werkelijkheid wordt
in het boek steeds minder realistisch. Dat komt ook daardoor Augustus minder
eet. Daardoor neemt haar stabiliteit af. Barnas herkent hierin het zoeken van
een vrouw naar haar positie in de maatschappij. De taal weerspiegelt de
dominantie van de man. De hij vorm is bepalend in het taalgebruik, vandaar dat
Barnas zichzelf dichteres noemt. In die tijd waren er nog weinig rolmodellen.
Dit onderwerp schemert door in de roman, die feministisch genoemd mag worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten