Een inkijkje in de denkwereld van achttienjarigen
De aankondiging op teletekst van Auerhaus spreekt van een all age roman die van de volwassen lezer
een scholier maakt, die hij, aldus het Literarisches Quartett, ooit was of
wenste te zijn. Dat is een intrigerende introductie van de roman van Bov Bjerg,
een pseudoniem van Rolf Böttcher (1965). Jeroen van Kan vat het boek in een
paar zinnen samen. De achttienjarige Frieder wordt na een zelfmoordpoging in
een kliniek opgenomen en woont daarna een paar maanden met een stel klasgenoten
in het Auerhaus, het huis van zijn opa die kort daarvoor overleden is. Het is
de tijd voor hun eindexamen, waarin ze vele gesprekken met elkaar voeren.
Bjerg leest verrassend genoeg de eerste alinea voor uit de Nederlands
vertaling.
Jeroen van Kan vraagt hem hoe hij Nederlands geleerd heeft.
Bjerg antwoordt dat hij het leerde in Berlijn en ook een
half jaar in Amsterdam studeerde, maar dat is alweer lang geleden. Hij vindt
het daarom goed om in het Duits door te gaan.
Van Kan begint over de jeugdigen in het Auerhaus die
allemaal achttien jaar zijn en aan het begin van hun leven staan.
Bjerg ziet die leeftijd als een kantelpunt. Men is nog kind
als volwassene. De groep gaat nog op de fiets naar het gymnasium en heeft nog
geen duidelijke voorstelling van de toekomst. Ze denken dat het leven zo’n
beetje zal blijven zoals het op dat moment is en dat ze niet heel anders zullen
worden. Ze zoeken een omgeving waarin ze zich op hun gemak voelen en vinden die
met elkaar in het Auerhaus. Behalve Cecilia komen ze uit gezinnen waarin de
ouders niet doorgeleerd hebben, hetgeen vervreemding met het eigen milieu
veroorzaakt.
Van Kan wil een vraag stellen die niet zo gemakkelijk in het
Duits uit zijn mond komt en daarom schakelt hij over naar het Nederlands. De
vraag heeft betrekking op de teleurstelling die de groep moet ervaren omdat hun
leefwijze in het Auerhaus eindigend is.
Bjerg noemt Höppner als voorbeeld, die na het behalen van
zijn diploma in dienst gaat, Harry vond een manier om zijn homoseksualiteit te
beleven, Cecilia ging in Amerika studeren. De woongroep was atypisch omdat ze
aanvankelijk daaraan deelnamen om Frieder in leven te houden maar daarnaast
hadden ze ook minder altruïstische motieven en gedragsproblemen. Later beseffen
ze dat de tijd samen ook vormend en verbindend was. Uitgangspunt van de roman
was het existentiële idee dat men in het leven risico’s kan nemen als het
bestaan niet bevalt. Frieder was degene die altijd een stapje verder ging dan
de anderen, op een dag een kerstboom omhakte en daarop een zelfmoordpoging
deed. Bij hem sloeg de slinger verder uit dan bij de anderen. Hij gaf zich
bloot, zocht een uitweg uit de bestaande situatie. Uiteindelijk gaat hij een
opleiding doen om fietsen te repareren. Hij ziet daar zelf ook de humor van in.
Van Kan vraagt of het jammer is of gelukkig dat men in de
woongroep nog niet weet wat men met het leven zal gaan doen.
Bjerg antwoordt dat hij het boek zo moest schrijven om het
geen kitsch te laten worden. Hij had als afloop kunnen bedenken dat allen een
glanzende carrière beleefd hadden maar zoiets kan men in literatuur niet doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten