Burenorganisatie helpt van de wal in de sloot
Kees ’t Hart schreef een nieuwe roman over geluidsoverlast
in de buurt. Wijkorganisatie
Wederzijds helpt om die te bestrijden, maar bewoners die
zich daarbij aansluiten raken van de wal in de sloot. Wederzijds is vooral een roman met humor en houdt een spiegel voor
over ons gedrag in de buurt. ‘t Hart is een laatbloeier; hij publiceerde pas op
zijn 44ste zijn eerste boek. Eerder gooide hij veel weg omdat hij
het niet goed genoeg vond, maar hij leerde zichzelf te ontremmen.
Carolina Lo Galbo vraagt meteen wat voor buur hij zelf is.
’t Hart zegt dat hij een rustig persoon, een brave borst is,
die de overlast die er soms om zich heen is, aanvaardt. Samen met zijn vrouw zou
hij zelf de hoofdpersoon van zijn roman kunnen zijn. Later blijken dit stel,
een vroegere conrector en zijn vrouw, in zee te gaan met een foute organisatie.
Ze voelen zich gedwongen eraan mee te doen, maar worden daardoor ook minder
correct. ’t Hart houdt ervan de intellectuele stadse bovenlaag te kwellen met
hun gedachten over overlast. Hij houdt hen en zichzelf een spiegel voor. Het
verhaal is persoonlijker dan Teatro
Olimpico. Ooit werd bij hem een kastje van de kabeltelevisie met graffiti
besmeurd. Anders dan de conrector in het boek, schilderde zijn vrouw het kastje
over. Dat zegt iets over de traditionele verhoudingen. Die staan garant voor
een duidelijk en rustig leven. Niet voor niets heeft ’t Hart het boek aan zijn
vrouw opgedragen.
Lo Galbo begint over een wraakoefening die met een roofvogel
wordt ingezet.
’t Hart antwoordt dat dit een reactie is tegen duivenmelkers
die overlast in de buurt
veroorzaken. Men weet niet waarom men op deze manier actie
onderneemt. Een vrouw wordt zelfs door het beest gepikt. ’t Hart houdt ervan
dat de verteller fouten maakt. De familie van de overlastgever krijgt daar zelf
last van, maar krijgt hoopt niet dat de lach van het gezicht van de lezer
verdwijnt.
Lo Galbo stelt een vraag naar zijn werkwijze.
’t Hart legt uit dat de eerste versie nog te leuk was en dat
er meer pijn in het verhaal moest zitten, maar dat er ook veel te lachen moest
overblijven, zoals over buurtpreventie en eigen rechter spelen. Het verhaal
wordt achteraf verteld waardoor de lezer het idee heeft dat hij iets verbodens
leest. De conrector heeft weinig inzicht in zichzelf, lijkt aardig maar is een
amorele klootzak.
Lo Galbo vraagt of mensen asocialer zijn dan vroeger.
’t Hart vindt van niet. Zelf is hij nooit zo sociaal
geweest. Hij vindt het belangrijk om zelf overeind te blijven. Het is
kenmerkend dat de hoofdpersoon een held denkt te zijn als het gaat om racisme
maar tegelijkertijd wel lid is van een semi racistische organisatie.
Lo Galbo merkt op dat ’t Hart drie jaar al een verhaal
schreef over dit onderwerp.
’t Hart vond dat hij er een roman van kon maken als hij het
verhaal verder doordacht. De eerste versie is altijd erg onbeholpen omdat hij
nog niet te veel op stijl let. Tijdens het schrijven bedacht hij de
concurrerende organisatie Vice versa en het einde.
Lo Galbo weet dat ’t Hart het eerste exemplaar aan de betreffende
Haagse wethouder uitreikte.
Die woont bij ’t Hart in de buurt. Ze kennen elkaar. Vandaar
dat de presentatie met veel humor verliep. Zijn bedoeling was ook om een roman
met veel humor te schrijven. De wereld om ons heen is al humorloos genoeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten