Hervertelling in de coulissen van een meesterwerk.
In romans wordt wel vaker naar andere romans verwezen, maar
de manier zoals de Algerijnse schrijver Kamel Daoud dat doet, is wel heel
bijzonder. Het is zelfs zo dat Moussa of
de dood van een Arabier moeilijk te lezen is zonder kennis van De vreemdeling van Albert Camus. In mijn
recensie van deze laatste korte roman uit 1942 wees ik vooral op het existentialistische
karakter ervan. Daoud (1970) pakt een ander element bij de kop: de
tegenstelling tussen de autochtone bevolking van Algerije en de Fransen die
daar tot de Algerijnse burgeroorlog, die tot 1962 duurde, aan de macht waren.
De aanklacht tegen het kolonialisme komt tot uiting in het
feit dat hoofdpersoon Meursault in de roman van Camus een Arabier doodde, die
verder geen naam krijgt, alsof een Arabier die ook niet waardig is. Daoud stelt
het voor dat de dode Moussa heette en een broer was van zijn hoofdpersoon Haroen.
De laatste zit aan het eind van zijn leven in een café in Oran met een Fransman
uit Parijs, die Meursault als een held ziet. Haroen vertelt hem over de tragiek
die hem overkwam na de dood van Moussa. Hij was zeven jaar oud in die tijd.
Zijn vader had het gezin al verlaten. Hij werd onder de duim gehouden door zijn
moeder en kwam, na een korte platonische verhouding met de knappe Meriem die in
1963 de dood van Moussa onderzocht, nooit aan een vrouw. Het is een
hervertelling van het verhaal van rechts naar links, zoals Haroen mooi zegt. Een
zus heeft hij nooit gehad, zoals Masson in de roman van Camus beweerde.
De stijl waarin Daoud het verhaal van Haroen vertelt is
nogal wollig, maar de inhoud wordt steeds spannender omdat Haroen steeds meer
op Meursault gaat lijken. Haroen heeft zich zo erg met Meursault
geïdentificeerd dat hij ook een buitenstaander, een vreemdeling is geworden.
Daarmee overstijgt het thema dat van de koloniale tegenstelling en bereikt het
boek dezelfde existentiële niveau als de vreemdeling. Daarbij dient gezegd dat
Camus veel helderder dan Daoud schrijft. De laatste geeft dat zelf ook toe. Hij
weet zelfs niet goed hoe te reageren als hij en zijn moeder de roman van Camus
onder ogen krijgen: ‘Moesten we een
onbedaarlijke slappe lach onderdrukken nu we daar als een belachelijk stel in
de coulissen van een meesterwerk bleken te staan waarvan we het bestaan niet
eens kenden?’
Na de dood van Moussa vertrok Haroen met zijn moeder naar
een andere plaats om het verleden te laten rusten, maar veel kwam daar niet van
terecht. De geest van Moussa zwermde om Haroen heen en liet hem niet met rust. Later
horen we van Haroen dat hij ook een moord op zijn geweten heeft. Hij schoot twintig
jaar na Meursault een Fransman dood. Omdat de onafhankelijkheid toen al een
feit was, kwam hij in de gevangenis terecht, waar hem geen aalmoezenier kwam
bezoeken zoals Meursault overkwam. Zelf werd Haroen ook om zijn gebrek aan
patriottisme aangevallen. Daoud haalt een lange passage aan waarin Meursault
de vloer aanveegt met de geestelijke. Daarbij viel me op dat hij de naam Marie in de originele vertaling van Adriaan Morriën heeft veranderd in Meriem.
De taal waarin het verhaal gevat is, doet af en toe erg
gezwollen aan, zoals we wel kennen van Franstalige auteurs. ‘Mama beheerste de kunst om geesten tot leven
te brengen, en omgekeerd om haar naasten te vernietigen, ze te verdrinken in
monsterlijke golven van zelfbedachte verhalen.’ De roman staat vol van dit
soort zwaar aangezette passages.
Tekenend voor de onmacht die de oude Haroen in het café
ervaart is zijn hoop dat een andere cafëganger zijn hervertelling hoort. Dat
blijkt ook al niet het geval te zijn, waarna Haroen, net als Meursault, hoopt
dat hij gehaat zal worden om wat hij allemaal verteld heeft. Of dat nu
waarheden waren of leugens. Of dat nou alle vertelsels waard waren, valt te
betwisten, al moet gezegd dat de constructie adembenemend is.
Hier
mijn bespreking van De vreemdeling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten