Nieuwe interpretatie van meesterwerk Thomas More
Schrijver en filosoof Hans Achterhuis (1942) richt zich
vijfhonderd jaar na de totstandkoming van Utopia
van Thomas More met een vierde boek over dit onderwerp tot de lezer. Hij
zegt erbij dat Koning van Utopia zijn
laatste boek daarover is, al legt hij zich daarmee volgens interviewer Jeroen
van Kan vast.
Van Kan stelt dat Achterhuis een lange omgangsregeling met
het utopisch denken heeft.
Die begon in 1998 met De
erfenis van de utopie. Daarin waarschuwde Achterhuis nog voor de gevaren
ervan. Inmiddels heeft hij daar een ander standpunt over.
Achterhuis antwoordt dat Utopia
(1516) een dun boekje is met een hele rijke inhoud, die zich niet zomaar prijsgeeft
en in verschillende tijdperken anders gewaardeerd wordt. Zo verwees het volgens
Marx naar het utopisch socialisme. Door de tekst te herlezen ontdekte hij
steeds andere facetten. Door zich te verdiepen in de raadselachtige persoon
More kenterde de manier waarop hij de tekst las. Utopia is een oerboek voor latere teksten over utopieën en kan
dienst doen als een kritiek op de huidige utopie van de vrije markt. De
nieuwste vertaling van Paul Silverentand uit 2008 kan moeilijk als een
blauwdruk van de ideale samenleving gezien worden. Denkbeeldig reiziger Babellario
vertelt More over een land waar hij geweest was en wordt soms door de laatste
tegengesproken. In het Nawoord zegt
Marja Brouwers dat dit de persoonlijke stem van More zelf is, maar Achterhuis ziet
dat anders. Hij kreeg het eerste van de twee boeken waaruit Utopia bestaat, cadeau en las daarin, na een grappig gedicht in
het begin en een titel die meteen de toon zet, vooral kritiek op een
maatschappij die de commons , de gemeenschappelijke gronden, verkwanselde en
daarmee de weg vrijmaakte voor het kapitalisme. De titel was oorspronkelijk Nergensland maar werd gewijzigd door
Erasmus, die nauw samenwerkte met More.
Van Kan wijst erop dat More ook een streng katholiek was.
Achterhuis zegt dat More het zelf geen dag in Utopia had
uitgehouden. Hij mediteerde en kastijdde zichzelf in het verborgene. Dat was
heel wat anders dan de open omgang die in het boekje gepropagandeerd werd.
Van Kan vraagt of More toch naar zo’n laatste samenleving
gehunkerd kan hebben.
Achterhuis verwijst naar Erasmus die het boekje lachwekkend
vond. De twee werkten samen aan een vervolg van De lof der zotheid dat voor een deel in Utopia terecht kwam.
Van Kan vraagt hoe het kan dat deze interpretatie van het
boek eeuwenlang niet is opgemerkt.
Achterhuis zegt dat de Spanjaarden in Mexico nog een
utopische samenleving volgens More aan de indianen wilden opleggen, maar dat er
de laatste jaren een kentering is opgetreden in de beoordeling van Utopia. Het gesprek tussen More en
andere humanisten over de commons is kritisch maar niet utopisch van aard. Door
de titel van Erasmus werden lezers op een verkeerd voetspoor gezet.
Van Kan acht de term satire ook niet geëigend voor dit werk.
Achterhuis antwoordt dat het meer dan ironie is en dat er
serieuze kanten aan zitten, die nog steeds actueel zijn, zoals de landonteigeningen
die overal in de wereld plaatsvinden.
Van Kan vindt het daardoor ook een naargeestig werk.
Volgens Achterhuis controleert de staat het individu. Net
zoals in de Gulag Archipel knappen misdadigers het vuile werk op. Man en vrouw
mochten elkaar eerst naakt zien om te voorkomen dat ze een met miskoop
trouwden. Tekortkomingen werden door de staat gecompenseerd. Later pikte Marx
er delen over het staatsbestel uit. Als romancier zou Achterhuis willen
beschrijven hoe een getrouwde man die verliefd wordt op een andere vrouw het er afbrengt
in Utopia. Niet best, zegt hij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten