Terugkomst wolf verrijking voor ons leven
De veelgeprezen biograaf Dik van der Meulen, onder andere
van een pracht werk over Multatuli, heeft ook nog een andere kant, namelijk die
als schrijver van natuurboeken. Zijn boek Kinderen
van de nacht gaat volgens de ondertitel over
Wolven en Mensen.
Jeroen van Kan vraagt de neerlandicus waarover we in zijn
boek het meest leren, van wolven of van mensen.
Van der Meulen antwoordt dat ze allebei in gelijke mate aan
bod komen. De mens werd de wolf een ander beest. Door de angst voor en de
aantrekkingskracht van de wolf was er sprake van een vreemde omgang ermee. Dat
is nog steeds zo.
Van Kan begint over de band die de mens met verschillende
diersoorten heeft.
Van der Meulen zegt dat de hond een nakomeling van de wolf
is en dat het niet moeilijk is door kruisingen een dier te krijgen dat aaibaar,
trouw en volgzaam is.
Van Kan zegt dat de mens zijn angsten op het dier
projecteerde. Hoezo dan die domesticatie?
Van der Meulen legt uit dat de wolf een natuurlijke
bondgenoot van de mens was, maar dat hij door de landbouw in Noord West Europa
maakte een vijand werd. De laatste tijd kentert dit beeld weer. Dat heeft te
maken van een andere relatie die wij met onze verdwenen natuur onderhouden. Van
der Meulen ging ooit naar het gebied in het oosten van ons land waar de wolf
werd waargenomen en sprak met Nederlandse en Duitse wolffanatici over hun
fascinatie voor het beest.
Van Kan zegt dat men eerder wilde dat hij zou uitsterven.
Volgens Van der Meulen was Jac P. Thijsse een van de
voorstanders daarvan, maar dat komt omdat hij niet wist wat we nu weten,
namelijk dat de wolf van belang is voor het ecosysteem. Het begin van zijn boek
is geInspireerd op Dracula. De hoofdpersoon komt aan op het kasteel van de
graaf en hoort de wolven huilen. Dracula zegt dat het hem als muziek in de oren
klinkt.
Van Kan vraagt hoe de hysterie over de terugkomst van de
wolf te verklaren is.
Van der Meulen herhaalt dat we geen natuur meer kennen en er
dus meer van gaan houden. De wolf is daarnaast het grootste roofdier dat in
onze omgeving leefde. Hij was niet gevaarlijk, alleen maar als de mens verzwakt
was.
Van Kan zegt dat het boek een verslag is van het verdwijnen
van de wolf uit het landschap.
Van der Meulen antwoordt dat in de oertijd mens en wolf
samen gingen, maar dat de wolf voor de veetelers een plaag werd. Door de wolf
te domesticeren maakte men er een beter hanteerbaar dier van, maar projecties van
het enge roofdier bleven bestaan. Het zijn ook nachtdieren. Van der Meulen was
in Yellowstone en hoorde ze daar huilen, hetgeen hem deed huiveren. Het beest
vertoont zich als de angstkant van de mens. De wolf is een negatieve spiegel
waarin men zichzelf ziet. De uitspraak homo
homini lupus verwijst daarnaar. We herkennen ons ook in het beest dat net
als wij in een familie leeft. De wolf weerspiegelt de angst voor onszelf.
Daarom heeft de mens ook de weerwolf bedacht. Hoewel er twee duizend wolven
leven, maakt Van der Meulen zich niet druk over uitsterven. De wolf is een
pragmatisch beest en overleeft het wel. Zijn terugkomst is een verrijking voor
ons leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten