Mensen parasiteren op planten
Ik meende met mijn verslag van het gesprek met coauteur Norbert
Peeters in Vroege Vogels en het
aansluitende gesprek in De kennis van nu genoeg
te weten over de reikwijdte van het boek Plantaardig
en de vegetatieve filosofie, maar begaafd spreker Wouter Oudemans weet daar
toch nog de nodige boeiende informatie aan toe te voegen.
Oudemans was hoogleraar filosofie in Leiden en inmiddels
universitair hoofddocent met een grote didactische gave. Vol overtuiging gaat
hij in op de vraag van Wim Brands hoe het komt dat we denken dat planten
passief zijn.
Hij vindt het een belangrijk vraagstuk, zo begint hij. Wij vergelijken
ons met de dieren en kijken niet eens naar planten. Dit is een manier van
denken, geworteld in het aristotelisch wereldbeeld, waarin de drie groepen tegenover
elkaar worden gezet: planten kennen net aan leven, maar geen passies, dieren
kennen strevingen en de mens heeft het bewustzijn om daarover na te denken (vul
ik zelf maar even in, rs.) Dat dit wereldbeeld niet klopt, kan op verschillende
manieren worden aangetoond: wij kunnen niet leven zonder planten, dieren en
mensen eten planten en parasiteren op planten, want zonder planten die de
zuurstof voor ons leveren, zouden wij niet eens kunnen leven.
Brands brengt de persoon van Darwin in.
Oudemans zegt dat inzichten in de negentiende en twintigste
eeuw uit het darwinisme en thermodynamica het aristotelische systeem op zijn
kop zetten. Evolutiebioloog Richard Dawkins (1941) schrijft in The selfish gene (1976) dat bomen ook
samenwerken. Omdat een boom veel zon wil, ontwikkelt hij bladeren. In De stammen
zouden daarna met anderen concurreren, beweerde Oudemans nog in Echte filosofie (2007). Dit klopte
echter niet. Door de stammen blijven de bomen beschermd tegen brand en
insecten. Bovendien werken de wortels als een marktplaats onder de grond samen
met schimmels, waarbij zelfs een systeem van beloning en straf geldt. Daarnaast
leveren oude bomen ook nog voedsel aan jongere.
Brands begint over het plantje kruidje roer me niet dat al
vanaf het begin tussen de mannen op tafel staat.
Oudemans merkt op dat het plantje niet blij oogt en dat het
geknuffeld wil worden. Dit is tegen de zin van Brands die al in het begin van
de uitzending vertelde dat ze zeker geen bomen gingen knuffelen, maar Oudemans
maakte ook maar een grapje, zegt hij. Hij vertelt dat het plantje rond de
zestiende, zeventiende eeuw geïntroduceerd werd en een levend protest tegen het
aristotelische systeem was, omdat het reageert op prikkels en zijn stekels kan
uitzetten.
Brands begint over een ander plantje, de tongorchidee, die
met een geur van een ontbindend lijk vliegen lokt om aldus diens pollen te laten
verspreiden. Hij wil verder nog dat Oudemans uitlegt wat de term botanisch
racisme inhoudt.
Oudemans gaat er nog eens goed voor zitten. Aristoteles zag
de mens als een redelijk wezen. Heer en heerser over de natuur. Descartes ging
hierop door en maakte een duidelijk onderscheid tussen geest en natuur, maar
Rousseau vond de beheersing van de natuur een vorm van denaturering, waarmee
men tegen het natuurlijke in ging. Oudemans vindt dit laatste een diepgaande
gedachte. In het Nederlandse natuurbeleid hoopt men de natuur terug te vinden
door de uitheemse soorten te verwijderen, maar zoiets is onmogelijk. Niemand
weet immers wat oorspronkelijk is. Het is juist een vorm van opnieuw willen
beheersen.
Het laatste zou een mooie overgang geweest kunnen zijn naar
een andere manier van zijn, meer in harmonie met het natuurlijke, maar daarvoor
reikte in ieder geval de tijd niet.
Hier
mijn bespreking van het gesprek met Norbert Peeters in Vroege Vogels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten