Planten zijn geen stenen
Student assistent botanische filosofie Norbert Peeters
schreef samen met oud universitair docent botanische filosofie Wouter Oudemans het
boek Plantaardig, waarin ideeën over
bomen en planten op zijn kop worden gezet. Dit gebeurt aan de hand van ideeën
van filosofen en recente wetenschappelijke studies.
‘Ze zijn intelligenter
dan we denken. Ze bedriegen, manipuleren, belonen, streven en werken samen. Gek
genoeg gaat het hier om planten.’ Aldus de kop van het artikel op de site
van Vroege Vogels. Menno Bentveld en
Janine Abbring voelen de assistent aan de tand.
Peeters legt uit dat zijn tak van sport, de vegetatieve
filosofie, in de laatste honderdvijftig jaar een verandering heeft ondergaan. Voor
die tijd dacht men in de wetenschap dat planten niet als stenen waren en gewone
mensen denken dat nog steeds, net als de oude filosofen.
Darwin bracht daarin verandering. Hij was zelf een botanist
en en hield zich bezig met botanische vraagstukken. Hij ontdekte dat
planten licht konden waarnemen en beslissingen nemen. De plantenwortel
navigeert in de grond en past zich aan aan de omstandigheden.
Eind jaren zestig verscheen Het geheime leven van de plant, een vertaling van The secret life of plants van Peter
Tomkins en Christopher Bird, waarin de schrijvers beweerden dat planten over gevoelens,
een muzikale voorkeur en een denkvermogen beschikken. Plantaardig gaat niet zo ver, maar kon niet om
het evolutionaire denken heen dat de soort een intelligentie bezit.
Luidt de boodschap dat wij plantaardiger zijn dan we denken?
vraagt Abbring.
Met enige aarzeling bevestigt Peeters dat planten net als
mensen samenwerken.
Bentveld noemt de jetlag die planten ook hebben.
Peeters zegt dat de eekhoorn een tijdsplanning heeft. Een
plant bezit net zo’n biologische klok en vertoont daarmee een verwantschap met
de mens.
Abbring denkt meteen aan madeliefjes die open en dicht gaan.
Peeters zegt dat planten als het kruidje-roer-me-niet
slaapbewegingen kennen, die niet verklaard worden door de opkomst van de zon,
want ook in een donkere ruimte gaan die bewegingen door. Net als de mens past
de plant zich aan aan veranderende omstandigheden. Daarom is de jetlag na een
paar dagen weer over.
Abbring vraagt hoe het zit met het manipuleren.
Peeters noemt de tongorchidee die geen nectar afscheidt maar
mannetjeswespen lokt door een feronoom van de vrouwelijke wesp af te geven,
waardoor toch bestuiving tot stand komt.
Bentveld vraagt of we door deze ontdekkingen anders met
planten moeten omgaan.
Peeters noemt als voorbeeld het verschil tussen inheemse en
uitheemse planten dat in het natuurbeleid gemaakt wordt, waarbij de laatste
soort wordt uitgeroeid ten gunste van de eerste. Dat die van nature zouden voorkomen,
is echter nogal betrekkelijk. Men gaat dan uit van een statisch begrip dat in
ijstijden verandert.
Peeters is niet voor plantenrechten maar wil dat we wel meer
stilstaan bij de nieuwe inzichten.
Bedankt voor de samenvatting! Gr. Norbert (botanischefilosofie.nl)
BeantwoordenVerwijderen