Dichten en drinken horen bij elkaar
In het VPRO radioprogramma Nooit meer slapen ontvangt Pieter van der Wielen schrijver en
dichter Erik Jan Harmens, die in zijn persoonlijke roman Hallo muur onverbloemd over zijn alcoholverslaving schrijft,
waarvan hij inmiddels alweer twee jaar van genezen is, hoewel de aanvechting
nog steeds wel aanwezig is. Het gesprek gaat eerst vooral over zijn drankgebruik
en daarna over zijn autistische zoon en de daarop volgende echtscheiding en vindt
plaats op de avond van de overval op de NOS studio toen het nog gissen was naar
de precieze achtergrond daarvan.
De vierenveertigjarige Harmens kijkt met enig leedvermaak
terug op zijn alcoholverslaving. Hij beschrijft openhartig de reflex dat hij aan
het eind van de middag nog steeds een borrel wil nemen en de logistieke
operatie die nodig was om ervoor te zorgen dat hij in zijn woonplaats Landsmeer
altijd drank achter de hand had. Door de opmerking van zijn dochtertje dat hij
’s ochtends altijd heel anders was dan ’s avonds, realiseerde hij zich dat hij
verkeerd bezig was. Hij wilde niet, net als zijn eigen vader, onbetrouwbaar
was, vond dat onverdraaglijk en is blij en opgelucht dat hij niet meer drinkt.
Hij loopt hard, drinkt gezond en voelt zich vrijer en gelukkiger, ook door de
therapie die hij gedaan heeft, al heeft hij, als hij de rolcontainer aan de weg
zet, wel het idee dat er iets niet klopt aan zijn burgermansbestaan. Dichten en
drinken horen immers bij elkaar.
Van der Wielen voelt met hem mee en troost Harmens met het
idee dat deze openhartige succesroman er nooit gekomen zou zijn als hij niet
met drinken gestopt was. Het is wellicht moeilijk om hele persoonlijke
bekentenissen, zoals over zijn twijfel over een nieuwe geliefde, in druk te
zien staan, maar het is ook des schrijvers om geen blad voor de mond te nemen.
Het verbaasde Harmens dat de alcohol niet bepalend was om persoonlijke
ontboezemingen te uiten. Zonder drank ging hij nog dieper op zijn ervaringen
in.
Van der Wielen begint over zijn autistische zoon Julian, die
inmiddels veertien jaar oud is. Zijn vrouw schreef zelfs een boek over hem.
Harmens vertelt dat Julian een heel ander kind was dan hun
dochter. Hij huilde de eerste zes maanden veel. Nadat de oorzaak daarvan gediagnosticeerd
was, bleek Julian nog steeds anders. Hij keek hen niet aan en hield niet van
knuffelen. De diagnose klassiek autisme op drie jarige leeftijd was een
opluchting omdat er de nodige zorg geregeld kon worden. Harmens was nooit kwaad
op Julian, maar ziet hem als een persoon. Hij reed graag met Julian door tunnels
omdat de jongen daardoor gefascineerd werd en deed een communicatiecursus om
beter met hem om te gaan. Julian zou met enige steun zelfstandig kunnen wonen
en Harmens is daar trots op.
Vervolgens komt de echtscheiding ter sprake die volgde op een
moeilijke periode.
Harmens vertelt dat hij en zijn vrouw samen veel meemaakten,
ook allerlei sterfgevallen, en dat ze daardoor niet meer dicht bij elkaar
konden zijn.
Van der Wielen laat het liedje Hello walls horen van Willie Nelson dat Harmens voor zijn titel
gebruikte. Hij vertelt dat hij op zijn vijftiende al dichtte en dat hij op zijn
achttiende voordroeg met daarbij het nodige bier, want dat hoorde erbij. Drinkende
schrijvers als Kerouac, Hemingway en Bukowski waren zijn voorbeelden. Tijdens
zijn optredens had hij geen last van verlegenheid, die hem anders parten speelde.
In zijn werk reflecteert hij over zijn eigen bestaan. Hij fantaseert minder
over succes sinds hij meer bekendheid geniet. Dat zal gezien de inmiddels vijfde
druk van Hallo muur alleen maar meer worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten