Is de dood wel zo gewoon?
Bette Westera & Sylvia Weve zijn goed op elkaar
ingespeeld. Na hun prijzen voor Ik leer
je liedjes van verlangen, en aan een apenstaartje hangen (2010) en Aan de kant, ik ben je oma niet! (2012)
vervolgen ze hun zegetocht met een rijk geïllustreerd boek over de dood, dat
ongetwijfeld opnieuw bekroond zal worden, niet alleen vanwege de bijzondere
vormgeving, maar zeker ook door de zeer gevarieerde tekeningen van Weve. De
gedichten zijn een ander verhaal. Ze bestrijken het hele spectrum van de dood
en alles wat er mee samen hangt, maar zijn nogal wisselend van kwaliteit.
Vanaf het broze gedicht Even
maar, waarin een kind eventjes op schoot wil zitten bij de dood om alvast aan
hem te wennen, tot De wilgenman, die
leven maakt uit dood, trekken de meest verscheiden facetten van de dood aan de
lezer voorbij. Een jongen verdwijnt in een zeemansgraf, een ouder wordt een
ongeneeslijk ziek. Het gemis is groot, pijnlijk groot, zoals blijkt uit de zin:
‘Ik mis je als ik eventjes niet merk dat
ik je mis.’ Een ander kind dat in de klas naast een zwarte jongen zat die
vaak te laat kwam, maar nu niet meer.
Daarna is er ook ruimte voor iets anders. Als de onmisbaar
geachte gezinspoes Minoes - een verwijzing naar Annie M.G. Schmidt, doodgaat - dan
krijgen de kinderen een puppy. In Beter
niet hoort de lezer welke zeven zinnen hij beter niet kan zeggen tegen iemand
die een ouder verloren heeft. Humor ontbreekt evenmin. In Erfenis erft een dochter
anders dan haar familieleden niets van haar moeder, maar ze is in het bezit van
haar neus en ogen
Het hele palet aan emoties komt zo ongeveer aan bod,
variërend van opstandigheid tot verwondering. In Rouwkaart eist men de dode terug, in Hospice loopt een jongen langs een hospice als hij naar zijn wekelijkse
judo gaat en daar dan een en ander ziet. Nooit
meer is voor altijd is een wanhopige uitroep en weemoedig stemt over oma’s
jas, die zomaar aan de kringloop dreigt te verdwijnen. Maar er is ook de
fantasie van kinderen die elkaar doodschieten maar als het etenstijd is de
strijdbijl begraven.
Verschillende manieren van doodgaan worden genoemd, zoals
gecremeerd in een urn en daarmee, in het geval van een huistiran, onschadelijk
gemaakt of een oma in een kist in het sfeervolle Oma Els. Ook doodgaan in andere culturen wordt belicht, zoals de
Japanse, waarin oude vrouwen de berg oplopen naar de berggod Narayama om de
jongere generaties te ontlasten, boeddhisten die een hemelgraf maken en daarmee
voedsel zijn voor de gieren, Zuid-Amerikanen die feest vieren met de doden op
het kerkhof.
Niet alle gedichten eindigen even sterk. Zoals het gevoelige
Zijn stem, waarin een jongen denkt
dat zijn vader nog in de buurt is, hetgeen eindigt met: Ik praat niet met zijn foto, maar met hem.’ Dat wisten we al. Ook Bermmonument gaat als een daarbij
getekend kaarsje uit.
Uitzonderlijk van kwaliteit is het wonderlijke en bezwerende
Was ik dat kind?, dat ik hier
gecomprimeerd weergeef:
De tijd verdwijnt Ik
zie een huis Er speelt een kind Dat kind ben ik
Ik zie een huis Een
spelend kind Dat kind ben ik Er brandt een vuur
Een spelend kind Een
tafelkleed Er brandt een vuur De haard is aan
Een tafelkleed Een
olielamp De haard is aan De moeder leest
Een olielamp De vader
slaapt De moeder leest Er tikt een klok
De vader slaapt Er
speelt een kind Er tikt een klok De tijd verdwijnt
Ik had liever meer van dit soort raadselachtige gedichten gelezen
in plaats van het streven naar een encyclopedisch werk. Aan het einde van de
bundel krijgt dat nog een vervolg in de vorm van een uitleg. Aan de hand van
een vijftal kopjes legt Westra een en ander uit over de onvermijdelijkheid van
de dood, over afscheid, verdriet, herinnering en verder leven, een onderwerp
dat in de vorm van reïncarnatie in de bundel ter sprake komt. Westra sluit alsvolgt
af:
‘Maar hoe je ook tegen
de dood aankijkt en welke uitdrukking je er ook voor kiest, iedereen legt
uiteindelijk het loodje. Doodgaan is nu eenmaal de gewoonste zaak van de
wereld. Gelukkig kunnen de meeste mensen heel goed leven met de dood in het
vooruitzicht. Ze genieten van de mooie dingen van het leven en denken bij
zichzelf: Doodgaan? Dat is wel het laatste wat ik doe.’
Hierop is wel wat af te dingen, denk ik. Dat iedereen
sterft, maakt de dood volgens mij nog niet gewoon en zeker niet doodgewoon. De
dood is en blijft een raadsel, net als het leven overigens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten