Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 10 mei 2012

Recensie: Bekentenissen (deel 1), Jean-Jacques Rousseau


Openhartige beschouwingen van een gekweld denker.

Het gebeurt niet vaak dat men zich met een boek drie eeuwen in het verleden kan verplaatsen. Het is de verdienste van Rousseau (1712-1778) dat hij in zijn Bekentenissen de lezer met zich mee trekt de achttiende eeuw in. Hij wil zijn leven zo eerlijk mogelijk beschrijven. Hij was een van de eersten die een ego document achterliet. Montaigne was hem al voorgegaan, maar dat was met essays.

‘Ik ga iets ondernemen dat nooit eerder is gedaan en dat, als het eenmaal is uitgevoerd, niet zal worden nagevolgd. Ik wil aan mijn medemensen een mens laten zien, zoals hij werkelijk is en die mens, dat ben ik zelf.’

Aldus opent hij zijn herinneringen die hij op zijn 53-ste als banneling in Engeland in zwakke gezondheid opschrijft. Hij wil het eerst laten bij eerste dertig jaar van zijn leven. Daarna begint zijn Parijse periode en ontwikkelt hij zich van avonturier tot denker. Enkele jaar later schreef hij een vervolg, deel twee. In deze recensie baseer ik me op het eerste deel.

In het begin van Bekentenissen is het niet gemakkelijk zich te verplaatsen in deze man, die zelfvoldaan lijkt over zichzelf. Hij koketteert nogal met zijn eigen bijzonderheid: 

‘Ik ben niet gemaakt als enig ander mens die ik heb ontmoet. Ik durf zelfs te geloven dat ik niet gemaakt ben als enig ander mens ter wereld. Ook al zou ik niet beter zijn, ik ben op zijn minst anders. Of de natuur er goed of slecht aan heeft gedaan de mal te breken waarin ik gegoten ben, daarover kan men alleen oordelen als men mij gelezen heeft.’

Met zijn zelfvoldaanheid blijkt wel mee te vallen. Hij vertelt eerlijk over zijn ijdelheid op jonge leeftijd toen hij zich beter achtte dan Caesar en schrijft met de nodige relativering over het wonderkind dat hij was: ‘Men zal erom lachen als men ziet dat ik mezelf hier op bescheiden wijze voor een wonderkind uitgeef.’

Soms schrijft hij erg geëxalteerd of pathetisch: ‘Weinig mensen hebben zoveel gekreund als ik, weinigen hebben in hun leven zoveel tranen vergoten, maar nooit hebben armoede of de angst daartoe te vervallen me een zucht ontlokt of een traan doen vergieten.’
Anderzijds formuleert hij heel elegant en stijlvol en is het sympathiek dat hij het aan de lezer overlaat een oordeel te vellen over zijn daden.

Rousseau werd geboren in Genève. Hij verloor zijn moeder al snel na zijn geboorte en zijn vader vertrok weg uit de stad toen zijn zoon tien jaar oud was vanwege een dreigende rechtszaak. De zoon werd in de kost gedaan bij een predikant, samen met een zoon van zijn oom. De vriendschap met hem was enig in zijn soort, schrijft Rousseau. De kastijding door de zus van de predikant op zijn achtste jaar was beslissend, schrijft hij ook. Hij reisde in zijn leven veel rond. Vrijheid was belangrijk voor hem. Hij liet zich niets voorschrijven door anderen.

Zijn aangeboren verlegenheid maakte het hem niet gemakkelijk in het leven, vooral niet bij de vrouwen. Desondanks of juist daarom hield hij zich erg met hen bezig. Omdat zijn taalgebruik soms omfloerst is als het gaat om de inhoud van de seksuele relaties, is het moeilijk erachter te komen wat hij precies bedoelt. De broeierigheid doet soms denken aan een pornografische roman zoals Marquis de Sade die schreef, maar dan zonder diens daadkracht. Het is wel duidelijk dat Rousseau een masochistische aard had. Na de kastijding door de zus van de predikant ontving hij graag slaag van een vrouw. Over zijn exhibitionistische neiging zich naakt bij een put aan vrouwen te vertonen is hij ook duidelijk, net als over een knapenminnaar die bij hem klaar kwam. Zelf verklaart hij zijn geringe succes bij de vrouwen uit het feit dat hij teveel van ze hield. Tegelijk zegt hij dat hij geen zin heeft in naaistertjes.

Zijn grote liefde is mevrouw De Warens, die ook een moeder voor hem is en die hij daarom Maman noemt. Ook haar acht hij beslissend voor zijn karakter. Zij heeft zijn overgang naar het katholicisme bewerkstelligd en stuurde hem daartoe naar Turijn. Daarna volgden nog vele omzwervingen en beroepen. Zo was hij, voordat hij in zijn twintiger jaren gaat samenwonen met mevrouw De Warens, in dienst bij een graveur, werkte hij bij het kadaster en als lakei bij een gravin. Later assisteerde hij een ambassadeur in Venetië en was hij muziekleraar en huisonderwijzer in Lyon, maar dat laatste beviel hem niet erg. Omdat hij geen orde kon houden vertrok hij in 1742 naar Parijs. Over het samenwonen met zijn Maman in Chambéry - in de zomer in een huisje op het platteland - is veel te zeggen, omdat ze ook nog een andere minnaar, een tuinman, had.
‘Hoe vaak vertederde ze niet onze harten en liet ze ons elkaar in tranen omhelzen, waarbij ze zei dat wij beiden nodig waren voor haar levensgeluk. En laat de vrouwen die dit lezen niet boosaardig glimlachen. Met haar temperament was dat geen twijfelachtige behoefte.’
Nadat de tuinman sterft, komt er een ander in zijn, plaats waardoor Rousseau zeer gekwetst is en Maman door zijn gedrag vervolgens ook gekwetst wordt. 

Zoals Leo van Maris, die een prachtige vertaling afleverde, in zijn Voorwoord meldt, had Rousseau een moeilijk karakter. Zelf spreekt hij van een traagheid in zijn denken die hem verhinderde adequaat te reageren. Daardoor werkte hij zich soms in de nesten, zoals met een diefstal van een lint, hetgeen overigens weer een reden vormde om Bekentenissen te schrijven. 

Zie hier mijn blog over de lezing van Van Maris op 24 april j.l.

Verbeterd op 10 mei om 12:55 uur. 

2 opmerkingen:

  1. Las nog niet zo lang geleden een erg negatief artikel over zijn persoon en dat heeft me afgeschrokken om het boek te kopen, al heb ik het meerdere keren in de boekhandel in de hand genomen.
    Jouw recensie doet me anders besluiten.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Bedankt, Theo. Leuk dat mijn recensie dit effect heeft. Zelf lees ik hierna graag het tweede deel en vervolgens Émile, waarin deze vrijheidsstrijder, zoals ik hem in mijn artikel over de lezing van Leo van Maris noemde, zijn opvattingen over de opvoeding verwoordt.

      Verwijderen