Een hybride mens in een grote stad.
De zwarte Teju Cole (1975) is geboren in de staat Michigan,
maar ging na vier maanden alweer terug naar Nigeria, omdat zijn ouders alleen
naar de V.S. kwamen om daar te studeren. Dat was in het midden van de jaren
zeventig. Zijn ouders behoorden tot de middenklasse. Hij voelde zich een
Nigeriaan maar wist ook dat er andere manier van leven was.
Op zijn 17de vertrok hij vanwege de problemen in
Nigeria weer naar de V.S. Hij kwam daar aan met zijn vader die hem een foto
liet maken van een zwerver die in een afvalbak zoekt. Amerika was een plek van
mogelijkheden maar ook van onmogelijkheden.
De immigratie is voor hem een verrijking. Hij voelt zich een
hybride mens, net als Obama. Dat komt niet omdat die zwart is maar omdat hij
door verschillende culturen gevormd is. De Amerikaanse droom bestaat er volgens
Cole in dat het verleden er niet toe doet. Dat houdt echter ook het gevaar in
van zelfverlies en het ontberen van steun.
Wim Brands leest voor uit Open stad. Daarin wordt de
omsingeling van een stad beschreven. Het effect om ontelbare gezichten om zich
heen te hebben deed niet af aan het gevoel van verlatenheid en uitputting zoals
hij, de hoofdpersoon Julius, als assistent niet beleefd had.
Open City - zoals de titel in het Engels luidt -
heeft volgens Cole twee betekenissen. Positief gaat het om openheid, zoals in een
open mind of een open hart, maar het is ook een legerterm die een
deal aanduidt met de vijand om te voorkomen dat de stad verwoest wordt, zoals
het geval was met Parijs in de tweede wereldoorlog.
De vijand is onder ons, veronderstelt Brands. Dat is toch
niet de immigrant die de theorie van de waterschenker in praktijk brengt:
onderop begint en goedkope arbeidskracht levert?
Achter de dagelijkse realiteit
bevindt zich een enorme bureaucratie, zegt Cole. Hij refereert aan Dagboek
van een slecht jaar van John Coetzee, dat begint met een beschouwing over
het geboortebewijs, dat een identiteit betekent en de mens onderscheidt van een
dier. Voor de staat is alleen een officieel bewijs van bestaan belangrijk, niet
het leven van de mens zelf.
Cole is al jarenlang weg uit
Nigeria, maar verloochent zijn achtergrond niet. Hij twittert over misdaad.
Tijdens een bezoek aan Nigeria werd hij zelf overvallen. Hij raakte daarbij
zijn laptop kwijt en ging tweets schrijven. De ironische afstand hielp hem het
trauma te verwerken. Hij legt Nigeria uit aan een West-Europeaan. De insteek is
serieus.
Hoofdpersoon Julius in Open
stad is een Nigeriaanse arts, die door Manhattan doolt. Hij loopt rond
omdat hij daardoor zijn vrijheid beleeft. Hij volgt de sfeer en het ritme van
de stad.
Cole woont in Brooklyn, New York. Het bestaan in de stad is
eenzaam. Het is niet gemakkelijk contact te leggen. Als je dat niet wilt ben je
in New York de koning te rijk, anders wordt je er erg ongelukkig.
Cole beoefent de vrije fotografie.
Dat is gemakkelijker in Nepal dan in Nigeria, omdat hij in het eerste land als
een toerist wordt gezien. In Nigeria voelt men zich al gauw bedreigd als een
landgenoot foto’s neemt. Toeristen maken foto’s om te laten zien waar ze
geweest zijn, beroepsmatige fotografen om betekenissen toe te kennen en vast te
leggen. Fotograferen heeft te maken met ergens daadwerkelijk zijn. Hij heeft
foto’s gemaakt van een demonstratie tegen de moskee die men bij Ground Zero
wilde bouwen. Amerikanen voelen zich verloren, zegt hij.
Samen met Brands bekijkt hij het
Vrijheidsbeeld. Volgens Brands het toppunt van een cliché. Net als het beeld
van de roos in de roman van Eco, zegt Cole, die daaraan toevoegt dat je er ook
zelf betekenis aan kunt geven. Het allereerste wat een immigrant van de V.S.
ziet is niet de skyline van Manhattan maar de papierwinkel bij de douane.
Brands eindigt de zesdelige serie
Nieuwkomers met de slogan: Zonder immigranten zijn we nergens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten