Nico Tydeman over leven en dood.
Nico Tydeman loopt over het strand bij Bloemendaal, een
mooie omgeving om de gedachten vrij te laten. Zijn woorden worden onder andere
omgegeven door klankschalen en geven die nog meer gewicht. Nico denkt in een
duinpan na over de vraag wat hem diep gelukkig maakt. ‘Als ik iets lees,’
antwoordt hij tenslotte, ‘wat me raakt. Mystici spreken vanuit hun ontroering.
Daardoor gaat er iets open wat te groot is voor woorden.’
‘Als je niet vaak aan de dood denkt zul je het op de Zen-weg
niet ver brengen,’ zei een Zenmeester. De Boeddha zocht een oplossing voor het
probleem van leven en dood. Hij zocht het doodloze, wat niet aangetast kan
worden door de dood. De dood maakt het leven tot een ernstig probleem. Zij
veroorzaakt gehechtheid aan het leven. De Boeddha onderwees zijn volgelingen in
de aanvaarding en de erkenning van de sterfelijkheid.
Het is een hele klus onze gehechtheid aan het leven los te
laten. Zen is een middel daartoe, wel een moeilijke weg, die veel geduld
vereist. Een Zenleraar weet ook niet precies waar het allemaal heen gaat. Hij
duwt, trekt, stuwt de leerling. Nico bedoelt ongetwijfeld zichzelf.
Tydeman werd geïnspireerd door de Spaanse mysticus Johannes
van het Kruis, een zestiende eeuwse monnik met een groot Godsverlangen. God was
voor hem de naam voor iets in de menselijke ziel, waarnaar hij op zoek was.
Zijn verlangen daarnaar werd steeds groter, maar het object van zijn verlangen
was niet te bereiken. Van het Kruis stelde zich dat verlangen voor als een
nacht die steeds duisterder werd. Fundamentele onwetendheid werd voor hem een
richtsnoer.
Tydeman wijst erop dat er voor het kennen van de
werkelijkheid geen fundament bestaat. We doen alsof dat wel zo is, in plaats
van het mysterie te aanvaarden. Op de eerste plaats is ontvankelijkheid nodig
voor het wonder van het leven, met alle rampen die er ook in plaatsvinden. De
helderheid van het niet-weten is bevrijdend, het niet weten wat sterfelijkheid is.
Alleen aandacht blijft dan over. Alleen maar kijken maar wat is. En dat kan
heel goed in de duinen.
Een tweede inspiratiebron vormde de joodse filosoof Levinas.
Niet doden was zijn belangrijkste principe. In de ontmoeting met de ander, in
de confrontatie met diens gelaat, klinkt een roep die het eigen ik wegblaast.
Dat is te vergelijken met de Boeddha die sprak over de doorn in het hart, die
de mens onrustig maakt. Daarmee doelde hij op het bezitsgevoel over lichaam en
geest.
Je hoeft tijdens meditatie niet van je gedachten af, zegt
Tydeman. Je mag er zijn met alles wat je bent. Het is goed om met jezelf te
kunnen zijn. In de aanvaarding daarvan schuilt troost. Het belang van de
twijfel bestaat erin om te gaan onderzoeken. Kleine twijfel is kleine verlichting,
grote twijfel grote verlichting.
Op de vraag naar zijn nieuwe inzichten antwoordt Tydeman dat
er steeds meer verwondering is, dat het niet weten groeit. Hij haalt een koan
aan over een Chinees die rond het jaar duizend leefde en zichzelf elke ochtend
de vraag stelde of hij wakker was. Laat je door niemand besodemieteren, zo
sprak de man zichzelf toe. Het doet denken aan de ontwaakte staat van de
Boeddha, een wakker worden uit de sluimer van het leven.
Tot zover de documentaire, die me weer deed denken aan de
volgende woorden:
Om te geraken tot het smaken van alles –
Heb smaak in niets.
Om te geraken tot het weten van alles –
Wil niets weten.
Om te geraken tot het bezit van alles –
Wil niets bezitten.
Om te geraken tot alles –
Wees niets.
Heb smaak in niets.
Om te geraken tot het weten van alles –
Wil niets weten.
Om te geraken tot het bezit van alles –
Wil niets bezitten.
Om te geraken tot alles –
Wees niets.
Aldus Johannes van het Kruis over het begin van de
bestijging van de berg Carmel, de mystieke weg, zoals hij zich die voorstelde. Hier
meer daarover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten