Een om en om boek met scheelheid als stoplap.
Betty van Garrel, voormalig journaliste bij de Haagse Post,
spreekt met Wim Brands over Zalig zijn de schelen uit 1972 dat na
veertig jaar een heruitgave beleeft. Ze schreef het boek samen met
tekstschrijver en reclamemaker Herman Pieter de Boer, die wegens omstandigheden
niet aanwezig kan zijn, maar wel een fragment voorleest uit de bundel, die door
schrijvers als Karel van het Reve en Rudy Kousbroek hoog gewaardeerd werd. Het
fragment betreft het begin waarin hij beweert dat de loensende medemens iets
anders ziet dan hijzelf. Hij vertelt daarover dat hij geïnteresseerd was in
loensende filmsterren als Karen Black en Hildegard Knef, indachtig een
uitspraak van zijn moeder dat schelen God dubbelt zien.
Van Garrel vertelt dat Herman Pieter, met wie ze nooit
gesproken had, ooit in Scheltema naar haar toe kwam met de vraag of ze van
schele mensen hield. Hij wilde samen met haar een associatief boek schrijven,
waarbij ze om en om een verhaal schreven dat op het vorige inging. Betty vond
het een leuke formule. Het boek begint met een verhaal van De Boer over schele
mensen en gaat nogal van de hak op de tak verder. Als ze het niet meer wisten schreven ze iets over scheelheid.
Ze denkt zelf dat ze goed kan associëren, dat is tenminste
de manier waarop ze denkt. In de jaren zestig werd de werkelijkheid als
inspiratiebron gebruikt, zoals in de cyclus ‘Kanker - Cancer - Krebs’ van de
dichter Hans Verhagen, waarin hij dichtte: Een pijnloze knobbel / kan
onheilspellender zijn / dan een pijnlijke. Armando, die haar chef op de
kunstredactie van de Haagse Post, vond dat ze bij het schrijven moest doen
alsof ze van de maan was gevallen, met ontvankelijkheid dus. Ze waardeert dat
ook bij kunstenaar Paul Klee, die al vroeg al de kracht van kindertekeningen
erkende en daarmee een voorloper was van de Cobra groep. Zelf vindt ze het met het ouder worden moeilijker
ontvankelijkheid op te brengen.
Van Garrel leest een tekstfragment voor dat ze in opdracht
van Wim Brands schreef. Het gaat over de sprinter waarmee ze die dag na
bezichtiging van het werk van Klee terug van Amsterdam naar Haarlem was
gereisd, eentje voor het fatale ongeluk later op de avond van de 21 ste april.
Dankzij of ondanks Klee. Brands vindt het mooi hoe ze op een vileine manier een
andere museumbezoekster neerzet.
Van Garrel leerde het korte baan schrijven op haar werk, al
kreeg ze op school ooit al een tien van de meester voor een opstel. Als ze niet
wist hoe ze een artikel moest schrijven vroeg Armando haar hem het verhaal te
vertellen en als vanzelf rolde dan de structuur eruit, zodat zij aan het werk
kon en hij weer kon gaan boksen.
Brands vraagt zich af of er nog van die nostalgische chefs
rondlopen. Alsof het toeval bestaat leest Van Garrel een stuk uit het boek over
Armando voor, dat ze al had uitgekozen. Hij gaat erover dat Armando zich als
chef in de derde persoon toesprak.
Brands vraagt Van Garrel of ze weer zo’n boek zou kunnen
maken. Zij zou dat wel willen, zegt ze, maar dan anders. Het idee was perfect.
Haar eerste associatie betrof een scheel jongetje dat op de lagere school uit
school vandaan met haar opliep naar huis en dat iets roofdierachtigs had. Hoe
ze nu zo’n boek zou maken, dat krijgen we niet meer te horen.
AFdH
Uitgevers heeft het boek na veertig jaar opnieuw uitgebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten