In Nederland moet een kanarie om vier uur kraaien.
Rodaan Al Galidi (1971) is schrijver
en dichter maar heeft daar geen hoge pet van op. Hij speelt liever op een muziekinstrument
of luistert ernaar. Vorig jaar kwam zijn roman Hoe ik talent voor het leven kreeg uit, dit jaar gevolgd door de
verhalenbundel Duizend-en-één
nachtmerries. Jeroen van Kan praat met de Irakees die uitgesproken, weinig
geaccepteerde meningen heeft en daarom een genot is om naar te luisteren.
Van Kan vraagt meteen wat de
verschillende verhalen, buiten de persoon van de schrijver, bij elkaar houdt.
Al Galidi zegt dat de lezer niet
dient na te denken maar verder moet lezen. Zijn verhalen doen geen appèl op het
intellect en de lezer moet er niet door veranderd willen worden. Men dient
juist voorzichtig te zijn met het opgeladen worden met woorden, want daar zijn
slechte voorbeelden van, zoals Mein Kampf,
dat veel over de toonbank gaat.
Van Kan vraagt daarop waarom hij
zich dan inspant om zijn ideeën op papier te zetten.
Al Galidi antwoordt dat hij vaak
niets te doen heeft en dan maar gaat schrijven. Muziek en sport zijn
belangrijker activiteiten voor hem. Schrijven doet hij om wat geld te verdienen
want acht uur per dag werken lijkt hem niets. Van huis uit is hij civiel
ingenieur en schrijven is een hobby. Een mooie zin komt toevallig naar boven en
doet hem nadenken of hij die ergens gelezen heeft. Zijn lezers zijn vaak minder
te spreken over zo’n zin omdat die te ingewikkeld is. Hij houdt van kinderboeken
met zwart en witte karakterschetsen van vlees en bloed en verder vindt hij
alleen de negentiende schrijvers van belang. In de levensduur van zijn eigen
boeken heeft hij geen hoge dunk. Die zullen snel vergeten worden. Hij vindt
geluid belangrijker en was musicus geworden als hij talent daarvoor gehad had.
Van Kan haalt de uitspraak van hem
aan dat zijn verhalen niet verder dan twee centimeter diep gaan.
Al Galidi antwoordt dat ze soms wel
een halve centimeter dieper gaan. Veel van de inhoud heeft hij afgepikt van
zijn personages. Hij luistert en kijkt graag, maar heeft geen goed geheugen,
waardoor situaties steeds weer nieuw zijn. Hij haalt een verhaal aan over een
buitenlandse vrouw die een Nederlandse kip krijgt van een boer, die de culturele
botsing tussen de twee culturen symboliseert. Zo’n kip weet net als een
Nederlandse hond meer van ons met de tijd verbonden leven dan een advocaat in
Bagdad. Voor een buitenlander is onze levensstijl, waarin we ook in onze
persoonlijke sfeer bedrijfsmatig handelen die burn-outs veroorzaakt, vervelend
maar er valt wel onder te werken.
Dat doet Van Kan denken over een
verhaal van een Amsterdammer van buitenlandse afkomst die op een eiland toch
weer zijn eigen land van herkomst probeert vorm te geven.
Al Galidi vraagt zich af hoe een
buitenlander zich aan onze levensstijl kan aanpassen en of hij daartoe moet
veranderen. Hij moest meer veranderen dan Nederlandse emigranten eerder deden,
zoals in de Verenigde Staten en Canada. Op straat dient men zich anders te
gedragen dan thuis. Hij vertelt dat hij in een azc woonde en met een groep
Arabieren naar de supermarkt ging, hetgeen zo bedreigend was dat zelfs de
katten in de straat van de vensterbank verdwenen. In Nederland moet een kanarie
om vier uur kraaien. Het systeem heeft twee gezichten en geeft aan wat men wel
en wat men niet moet doen. Zelf opteert hij voor het eerste. In Irak zou hij
hetzelfde systeem maken als hier. Dan zou dat het mooiste land in het Midden
Oosten zijn. Een crimineel volgt hier de regels beter op dan een advocaat in
Bagdad. De eerlijkheid hier, of die nou uit angst of geloof voortkomt, komt hem
voor als een wonder. Hij is in de loop van de tijd zo Hollands geworden dat hij
zich op een boekenbeurs in Algerije ergerde aan het feit dat zijn lezing tot
een later tijdstip werd uitgesteld.
Van Kan eindigt het gesprek met de
opmerking dat de verhalen wel dieper gaan dan twee en een halve centimeter.
Hier
het verhaal Slaap lekker op de site
van de uitgeverij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten