Caleidoscopisch beeld van de verschrikkingen van de oorlog voor
pessimisten
Achter de nog zware titel Waan en willekeur - die opzichtig op de voorkant prijkt waarop half
verscholen het gezicht van een SS soldaat te zien is - gaat een reeks sterke
verhalen van langere adem schuil die samen een beeld geven van de ontreddering
die de Tweede Wereldoorlog in de hoofden van nogal pessimistisch gestemde hoofdpersonen
teweegbrengt. De zes verhalen, die wat betreft morele opvattingen en politieke omgeving
sterk uiteenlopen, worden in chronologische volgorde opgediend. We maken eerst
kennis met een dolende Nederlandse soldaat in de dagen van de capitulatie van
het Nederlandse leger en tenslotte beleven we in het zesde verhaal de
bevrijding, al is die een gemengd genoegen voor de hoofdpersoon met een vader
bij de SS. Door zijn caleidoscopische blik weet Jansen het moeizame leven tegen
de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog sterk te verbeelden.
In de inleiding - als ik het eerste deel Creditorium zo mag opvatten - wijst de
verteller vooruit naar de ellende die komen gaat. Hij heeft niet zo’n hoge pet
op van zijn schrijfsels en stelt zich een zwakzinnige oom tot voorbeeld vergeleken
bij wie zijn eigen werk niet veel verschilt. Zijn negatieve visie op het leven
zien we terug in het eerste verhaal Voorbij
de catacomben dat eerder als zelfstandig verhaal werd gepubliceerd, maar sterk herzien werd. De
sfeer in het hoofd van de dolende soldaat die zich verkleedt als Duitser om aan
de dood te ontsnappen is dermate zwartgallig en houdt zo lang aan dat het een
ware opluchting is om in het meer sprookjesachtige Kuuroord te lezen over de jonge Xavier die in oktober 1941 door
zijn moeder naar zijn zusje Corinne in de kinderkliniek gestuurd wordt, maar
verdwaalt en later hoort dat de kinderen uit de kliniek zijn weggevoerd.
In het derde verhaal Endlösung,
dat in april 1942 speelt, maken de sterfdag van Arthur Rosenthal mee, zoals de
schrijver ons meteen al laat weten. Arthur noemt zichzelf een bastaardjood, heeft
een zusje Mireille met een hersenbeschadiging en wordt daarmee gepest door
schoolgenoten. Hij heeft daarnaast ook nog een akelige relatie met zijn vader,
zodat hij zich het liefst met een boek op zijn kamer terugtrekt. Het beeld van
een verschoppeling wordt door de schrijver letterlijk bevestigd. Als Arthur
door het ouderlijk huis dwaalt en de kamer van Mireille in ogenschouw neemt kan
hij niet anders concluderen dat dit etiket op hen beiden van toepassing is. ‘Verschoppelingen, dat zijn wij beiden.’ Gelukkig
is er de positieve knappe joodse leeftijdsgenote Helena die hij in de leesclub
ontmoet en die hem steeds weer vertrouwen inspreekt al is dat voor Arthur
nauwelijks te behappen, maar juist haar vertrek met haar kunstzinnige ouders
maakt de afgrond voor Arthur heel erg diep.
Acte gratuite speelt
zich af in 1943 een psychiatrische kliniek in Duitsland, waar Johan Schmitt
zich opwerkt van gevangene tot deelnemer aan experimenten met gevangenen die
men daar verricht. Schmidt komt terecht in een situatie waarin het moeilijk is
om uit te maken wie van de leidinggevenden de waarheid spreekt waardoor hij
moeilijk weet wie hij moet geloven, maar hij maakt gebruik van informatie die
hij krijgt van verpleegster Therese om zijn baas te chanteren en zijn vrijheid
op te eisen. Therese, die met hem na de oorlog verder wil draagt een kind dat
van hem maar ook van een ander kan zijn, hetgeen door een miskraam opgelost
wordt waarna Schmitt als vrij man de kliniek kan verlaten.
Kétyner Graben verwijst
naar een steunpunt in Hongarije van waar de Duitse sergeant Weissmann en zijn naïeve
hulpje zullen worden opgehaald nadat ze bommen hebben geplaatst die de
Russische invasie moeten tegenhouden. Weissmann, die liever met de andere
soldaten achter de door hem begeerde Natasja was aangegaan, ziet tijdens het
wachten om opgehaald te worden dat het Hongaarse meisje dicht bij hem in de
buurt was, maar of hij haar kan krijgen is zeer de vraag want de Russen zijn
ook bezig met hun opmars. Aangrijpend is een anekdote waarin Weissmann met een meisje
geconfronteerd wordt dat door de nazi’s wordt voorgehouden dat ze haar vader
voor dertig kronen kan terugkrijgen. Ze spreekt ook Weissmann aan, die zich
echter van haar afwendt. ‘Hij was de
straat uitgelopen met achter zijn rug het hoongelach van de SS-ers, ondertussen
probeerde hij niet te luisteren naar het geweeklaag van het meisje dat nog
altijd op zoek was naar dertig kronen, de prijs voor haar vader die kort daarop
moest zijn neergeschoten, want toen hij even later het centrum verlaten had, had
hij niet ver weg bij de steengroeve buiten het dorp, het geratel van mitrailleurs
kunnen horen.’
In het laatste deel Aankomst
in Arcadië, dat aan het eind van de oorlog speelt en de omvang heeft van
een korte roman, maken we kennis met aartspessimist jood Wessel die zich gewend
heeft tot Alex, een oud collega van zijn vader, om de arbeidsdienst te
ontvluchten. Hij verricht hand- en spandiensten voor Alex en brengt de jonge
vrouw Esther met haar pseudoniem Sybille naar een onderduikadres. Als hij op
zoek naar rookwaar opnieuw bij haar aanklopt, blijkt het tussen de twee dermate
goed te klikken dat Wessel bij Esther blijft tot de grond onder zijn voeten te
heet wordt en hij teruggaat naar het huis van Alex, waar hij een armoedige,
lekkende kamer heeft. Hij stuit daar op een Duitser die een relatie heeft met
de dochter van Alex, waarna het tot dan toe vrij duidelijke verhaal, net als in
Acte gratuite, opeens allerlei
onverwachte versies krijgt, die de lezer, ondanks de grote zorgen van Wessel,
in een gelukzalige achtbaan brengen. Alex blijkt toch een heel ander persoon te
zijn dan de jodenhelper die hij voorgeeft te zijn. Het verhaal blijft tot het
eind toe spannend, omdat de mogelijkheden voor Wessel die een vader heeft die
mogelijk bij de SS in dienst getreden is, beperkt zijn en hij in het licht van
de bevrijding voor zijn leven moet vechten.
Vanuit verschillende optieken worden we geconfronteerd met
morele dilemma’s die het leven van individuen tijdens de oorlog tot een hel
maken. Onjuiste informatie is net als in een onze tijd een belemmering om
juiste beslissingen te kunnen nemen. De hoofdpersonen zijn niet zwart wit. Ze
strijden zowel voor als tegen de nazi’s, hebben het nooit gemakkelijk met hun
vader, die, zoals in Endlösung, een
regelrechte hekel heeft aan zijn zoon, moeders zijn over het algemeen zwak en
zusjes ziek. Door de dwarsverbanden tussen de verhalen maken we de dilemma’s aan
de lijve mee. De verhalen zijn daarnaast goed geschreven en ademen een sfeer die,
in het geval van Arthur, in een roman van Vestdijk of Reve niet zou misstaan maar
daarnaast roept het ook associaties op met het werk van W.F. Hermans. Door de
overtuigende verhalen van Jansen en de intense spanning die hij weet op te
wekken, beleven we de stressvolle situaties mee waarin de hoofdpersonen hun
hoofd boven water proberen te houden. De inleiding, waarin de schrijver zijn
inspanningen bagatelliseert, had dus wel achterwege kunnen blijven.
Hier
meer informatie op de site van de uitgever met daarop ook perscommentaren over Voorbij de catacomben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten