Een spannende klucht uit lang vervlogen tijden
Het zou onvervalst klassiek Russisch toneel kunnen zijn met
onverwachte verwikkelingen, spelend in de eerste helft van de negentiende eeuw
in een gegoed milieu, waarin, hoe kan het ook anders, de liefde van enkele
heren voor de jonge vaderloze Liza Kalintin centraal staat.
Ik hoor de zaal al de adem inhouden. Tijdens het lezen val
ik van het ene hoofdstuk in het ander, alsof ik te maken heb met een moderne
page-turner. Gelachen wordt er over de onhandigheid van de personen, hun gêne,
hun vormelijkheid, de overmoed van de jonge, gelikte ambtenaar Pansjin en de
wanhoop van de oudere Fedja Lavretski die beiden om de hand van de zachtaardige
Liza dingen. Af en toe zie ik ook gefronste blikken want er maken veel personen
hun opwachting met een lange rij namen die steeds anders gebruikt worden.
Het doet erg ouderwets aan en dat is het natuurlijk ook in
dit boek uit 1859. De schrijver breekt vanaf het begin regelmatig in in het
verhaal om de lezer tegemoet te komen. ‘De jongeman met wie wij de lezers net
kennis hebben laten maken, heette Vladimir Nikolajevitsj Pansjin.’ Daarna wordt
er een schets van de gladjakker gegeven. Toergenjev last ook hoofdstukken in
over de afkomst en jeugd van Fedja, die de hoofdpersoon in het boek genoemd kan
worden. De jongen is nog geen acht jaar oud als zijn moeder overlijdt. Hij
wordt opgevoed door zijn tante en krijgt later van zijn vader een Spartaanse
opvoeding. De vader kan zijn eigen hoge standaarden niet volhouden, wordt blind
en sterft verbitterd. Fedja neemt na een lang verblijf in het buitenland zijn
intrek op het landgoed dichtbij de gouvernementsstad O. waar het drama zich
afspeelt.
Aan het begin van het stuk gaat Fedja in de familie Kalitin
over de tong omdat hij in de steek is gelaten door zijn overspelige vrouw
Varvara, die ook een uitgebreide introductie krijgt.
Karel van het Reve gaat in Rusland voor beginners in
op deze werkwijze van Toergenjev: ‘Hij werkt met een combinatie van twee
manieren, die niets met elkaar gemeen hebben: de korte schets van iemands leven
en karakter, compleet met enkele opmerkelijke voorvallen, en het optreden van
de in die korte schets beschreven figuur in de eigenlijke romanbehandeling.’
De families Kalitin en Lavretski hebben nauwe bloedbanden
met elkaar. Fedja is een neef van de weduwe Marja Dmitrijevna en de oom van
Liza, maar zelf schijnt Fedja het niet precies te weten want tegen Liza zegt
hij dat hij dénkt dat hij een oom van haar is. Marja is ook de tante van Varvara.
Het was niet overbodig geweest om een schema met namen en verbanden tussen de
personen op te nemen.
De ontwikkelingen worden versneld als Varvara met haar
dochtertje op het toneel verschijnt en Pansjin begint te verleiden. Marja is
vervolgens ontevreden over een plannetje dat ze heeft bekokstoofd om Varvara en
Fedja weer samen te brengen. De ontknoping laat daarna niet lang op zich
wachten.
Emoties worden vaak getoond in handelingen. De schrijver
schrijft het volgende over Fedja Lavretski als die bij Liza is geweest maar van
haar geen duidelijkheid heeft gekregen: ‘Lavretski kleedde zich aan, ging de
tuin in en liep tot aan de ochtend op en neer, steeds door dezelfde laan.’
Muziek speelt in het boek een grote rol. Door hun keuze voor
piano- en zangstukken worden personen gekarakteriseerd. De pianoleraar van Liza
uit zijn liefde voor haar met sonates. Fedja beluistert een nieuwe compositie
als hij bij de leraar op bezoek gaat. Dat is een van de meest lyrische passages
in het boek, al zouden we het op die manier tegenwoordig niet meer vertolken:
‘Lavretski had lang niet zoiets gehoord: vanaf de eerste toon vervoerde een
liefelijke, hartstochtelijke melodie het hart; ze fonkelde helemaal, overlopend
van inspiratie, geluk en schoonheid; ze zwol aan en smolt weg; ze roerde alles
aan wat op deze aarde dierbaar, geheim en heilig is: ze ademde onsterfelijke
droefheid en stierf weg in hemelse sferen.’
Het boek wordt afgesloten met een epiloog waarin na acht
jaar wordt teruggeblikt op de hoofdpersonen. Fedja heeft een ommekeer ten goede
doorgemaakt. Hij kijkt zonder afgunst naar vrolijke jongeren, die niet dezelfde
verschrikkingen als hij hebben doorgemaakt. Lezers die toch nog niet bevredigd
zijn, wordt op de laatste pagina een levensles meegegeven, waarin gesteld wordt
dat niet alles tot de bodem kan worden uitgezocht. Zoiets was in de negentiende
eeuw wel de bedoeling, zegt de vertaalster in het nawoord: karakters dienden
zoveel mogelijk te worden verklaard. Vandaar ook dat Toergenjev een hoofdstuk
heeft ingevoegd waarin de de oorsprong van de godsvrucht van Liza duidelijk
gemaakt wordt.
Dit boek werd al eerder vertaald door Karel van het Reve en
uitgegeven onder de titel Adelsnest. Zijn vertaling was voor Monse
Weijers een goed uitgangspunt voor een nieuwere versie. Verschillende van zijn
vondsten heeft ze behouden en hem daarmee geëerd, zegt ze in de verantwoording.
In het nawoord gaat ze in op de levenswandel van de auteur
(1818-1883). Fedja ziet ze als afsplitsing van de auteur, maar ook Pansjin
heeft wel wat van hem weg. Verder schrijft ze over de relatie met Gontsjarov
die nogal paranoia deed over plagiaat.
De novelle Eerste liefde die een jaar later uitkwam,
bewerkstelligde naar mijn mening met minder omhaal meer effect, maar ook Liza
is een boek dat het verdiende opnieuw te worden uitgebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten