Van het verre naar het dichtbije maar altijd over het gewone
De Vlaamse schrijfster Ann de Craemer (Tielt, 1981) schreef
haar derde roman Kwikzilver over haar
oma, die na zestig jaar op het platteland in een verzorgingsflat werd
neergepoot. Het is tegelijk de geschiedenis van een eeuw. Eerder schreef De
Craemer over Iran. Ze las het werk van Kader Abdolah en raakte gefascineerd
door de eeuwenoude en hoogstaande Iraanse cultuur. Ze studeerde de taal en ging
in de aanloop van de belangrijke presidentsverkiezingen van 2009 met een werkbeurs
en een fotograaf naar Iran toe, in de verwachting dat er een politieke dooi op
komst was en dat ze de veranderingen zou kunnen registreren. Dat bleek een misrekening.
In plaats van langer in Iran te kunnen blijven werd ze het land uitgezet.
Gelukkig had ze genoeg stof over de gewone Iraniër verzameld voor haar eerste journalistieke
boek Duizend-en-één dromen, dat de
ondertitel Een reis langs de Trans-Iraanse
Spoorlijn draagt.
Wim Brands zegt dat ze het daarna dichter bij huis zocht. In
2011 publiceerde ze haar eerste prozawerk Vurige
tong over haar katholieke jeugd en een jaar later kwam haar tweede boek uit.
De Craemer vertelt dat ze eerder in Gent en in Brussel
woonde maar ziek werd van heimwee en terugkeerde naar haar geboorteplaats Tielt
in West-Vlaanderen. Ze dacht daarvoor dat een schrijver om groot te worden in
een grote stad moest wonen maar werd daar depressief. Ze miste de rust van het
platteland. Haar tweede boek De seingever
(2012) gaat daarover. Ze vindt het heerlijk om na een hoofdstuk of een
column op de fiets te stappen en naar de heuvel te rijden van waar ze een vrij
uitzicht heeft over de graanvelden. Ze maakte daar ook foto’s van, in hun wisselende
aanzichten. Een schrijver moet lang kijken, zegt ze, in een stad zijn de
indrukken vluchtig.
Brands stelt vast dat ze van haar handicap een voordeel
heeft gemaakt.
Haar derde boek gaat over haar oma, die zestig jaar op het
platteland woonde en in 1989 van de gemeente een brief kreeg dat ze vanwege een
industrieterrein diende te verhuizen naar een verzorgingsflat in het centrum
van Tielt. In plaats van ruimte om zich heen zag ze een smalle grijze straat
met auto’s.
Ze maakte dit boek omdat ze een speciale band met haar oma
had. Na haar overlijden zat ze sip op de bank toen de parochiepriester langs
kwam in verband met de uitvaart en haar vroeg om de tekst op het bidprentje te
schrijven. Ann wilde dat echter niet in tweehonderd woorden doen, vandaar dit
boek. Net als in haar eerdere boeken staat weer de gewone mens centraal. Dit
maal gaat het om een gewone vrouw, die toch ook veel meemaakte, waardoor Kwikzilver meteen de twintigste eeuw
beschrijft. Haar vader ging bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten maar keerde
terug omdat hij daar niet kon aarden. Het zit blijkbaar in de familie.
De Craemer zegt dat haar roman door sommige critici wordt
afgedaan als heimat-literatuur (hetgeen in Nederland wellicht een streekroman
heet), maar het bood zoveel stof die ze niet kon laten liggen. Bijvoorbeeld
over een oom die vroeger dagelijks zijn moeder bezocht en bij haar een pintje
dronk, maar in het verzorgingsflat nooit meer kwam omdat hij vond dat de
familie de verkeerde, namelijk de dure flat, had uitgekozen. Zijzelf heeft haar
oom dat, anders dan haar oma die haar lot droeg, nooit vergeven.
Haar volgende boek is non-fictie en gaat over taal. Dit naar
aanleiding van een blog in De Morgen
over taalverloedering. Tenslotte spreekt De Craemer vloeiend een stukje dialect
van haar oma. Brands zegt dat hij alles verstond. Een aangenaam gesprek met
deze charmante gaste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten