Literatuur die laat zien wat mensen denken als ze denken wat ze
willen
De foto van Maartje Wortel (Eemnes, 1982) binnenin Er moet iets gebeuren intrigeert. Alles
in haar gezicht drukt intensiteit uit. Dit komt ook terug in de meeste van de dertien
verhalen die de bundel telt. Hierin is ook het hilarische verhaal Daar is de hond opgenomen, dat ze eerder
in De Revisor publiceerde, zoals ik schreef in mijn bespreking van de roman Half mens (2011). Na de tweede roman IJstijd (2013) is het leven nog steeds
geen vanzelfsprekende zaak, zoals de jongeman Alex ervaart in Hoe het was, waarin hij op een eiland zit om na te denken over zijn
relatie, maar daarmee boeit Wortel nog steeds de lezer, die van alle
relativering en verwondering over onze manier van doen gemakkelijker gaat
ademen.
Het proza van Wortel is helder, doorschijnend alsof een wind
die door onze hoofden waait en alles weg blaast wat overbodig is en het
overgeblevene in een nieuw perspectief zet, al is dat niet probleemloos. In het
langere verhaal Een schrijver II - om het te onderscheiden van een verhaal met dezelfde titel uit Dit
is jouw huis (2010) - raakt een jonge schrijfster in de zomer van 2014 in de
ban van de rug van een Turks barmeisje, terwijl ze tegelijkertijd reflecteert
op haar schrijversleven en daarin ook enige achtergrond over Daar is de hond geeft. Taal is dood, zo
ervaart ze in de relatie met de Turkse. Alles kan zomaar door je vingers
glippen. Een vaste basis in het leven ontbreekt. Dat zien we vaker in de andere
verhalen. Het titelverhaal gaat over de dringende wens van een getrouwde vrouw
dat er na de dood van haar zoon iets in haar relatie moet gebeuren, maar op de
onmacht van haar man stuit, in Tomer en
Elias doen een broer en een zus een poging de losheid van elkaar op
amateuristische wijze op te heffen, in Een
honger te stillen is een mevrouw zo contactarm dat ze een student een kamer
aanbiedt op voorwaarde dat hij haar dagelijks aanraakt.
In al deze verschillende voorbeelden wordt het menselijk
tekort scherp in beeld gebracht. Daarbij is het ook nog fraai opgeschreven. De
vergelijkingen in de verhalen zijn sterk zoals in het met Engelse uitdrukkingen
doorspekte Nachtruiters waarin een lid
van een hedendaagse stoere jongensgroep die zich achterover laat vallen in het
zand, daar languit lag met zijn armen en benen wijd, zoals in een
tweepersoonsbed wanneer men alleen is. Ook beelden als van een oude man die in
zijn verzorgingsflat de windmolens in de verte probeert aan te blazen zullen
niet snel vergeten worden. Spannende openingen trekken de lezer meteen het
verhaal in, zoals in het genoemde Nachtruiters:
‘We hadden regels opgesteld die we uit
ons hoofd kenden.’ Dit maakt meteen nieuwsgierig naar de regels die de jongens
hebben afgesproken. Een plot is niet eens nodig. De lezer wordt met meest
gepakt door een invoelbare inhoud, zoals in het eerste verhaal Het kamp dat over Liseth handelt die
zich niet begrepen voelt door haar vrouwelijke therapeut en daarom op een
houthakkerskamp gaat.
De verhalen zijn niet allemaal even sterk, zoals Een kleine planeet dat in de je vorm
geschreven is of Het is al gebeurd over
een vader die zijn dode zoon mist, maar het laatste korte verhaal Niemand gered waarin een verliefd stel
in het gras praat over de overbodigheid van een begin dan wel een eind van een
verhaal, maakt alles goed.
De auteur in De
schrijver II bezweert dat ze in haar derde roman, die Camping gaat heten, de mensen niet meer op het verkeerde been zal
zetten. Tegen een Nederlandse vriendin die niet snapt dat ze de Turkse barmeid niet
laat voor wat is, zegt ze dat zij in haar verhalen laat zien wat mensen denken
wanneer ze kunnen denken wat ze willen. Dat is niet eens zo’n slechte invulling
van literatuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten